De Griekse funderingen van de Chinese economie

© Reuters

Griekenland kon zijn budgettaire realiteit jarenlang verdoezelen. China kan ook de schijn ophouden zolang het financiële en bancaire systeem van de buitenwereld afgeschermd blijft. Een vrij converteerbare yuan is niet voor morgen, een grote consumentenmarkt evenmin.

Een implosie van de Chinese economie is niet voor morgen schrijven Carl Walter en Fraser Howie in hun boek ‘Red Capitalism – The fragile Financial Foundation of China’s Extraordinary Rise’. Ze zijn echter wel overtuigd dat de massale kapitaalinjectie van 2008 om een financiële wereldcrisis af te wenden het Chinese banksysteem zo onstabiel heeft gemaakt dat het alleen goed afgeschermd achter de hoge muren van een niet vrij converteerbare munt overeind kan blijven. Van een volledig internationaal verhandelbare yuan tegen 2015 kan volgens de auteurs geen sprake zijn, omdat de machthebbers dan de controle over het systeem zouden verliezen.

De twee investeringsbankiers, die jaren actief waren voor JP Morgan en Morgan Stanley in Peking en Hongkong, doorprikken ook de mythe dat de Chinese schuldenberg verwaarloosbaar zou zijn: officieel minder dan 20 procent van het bruto binnenlands product. Zij komen uit op 76 procent van het bbp (alle geledingen en niet-recupereerbare leningen inbegrepen), terwijl we in Europa weten dat de kostprijs van soevereine schulden boven de 60 procentgrens almaar zwaarder gaat wegen op de economische groei. De snelle veroudering van de bevolking zal die negatieve trend nog versterken.

Niettemin geloven Walter en Howie dat oude schulden vervangen door nieuwe in het weinig doorzichtige economische en politieke systeem van China nog lang kan doorgaan. Maar, waarschuwen ze, zoals voor de Grieken en voor de eurozone slaat vroeg of laat het uur van de waarheid.

Parallelle economieën

Walter en Howie onderscheiden twee parallelle economieën. Enerzijds de private sector, zo goed als volledig vrij van staatsinmenging en waar buitenlandse partners welkom zijn en anderzijds de gecontroleerde economie _ ‘binnen het systeem’ _ van staatsbedrijven; voor de Chinese Communistische Partij is die laatste de enige economisch-politieke realiteit die telt. Bijgevolg controleert de Partij het hele financiële systeem, de banken, de aandelen- en obligatiemarkten, volledig in functie van de behoeften van ‘de economie binnen het systeem.’

“Eerlijke concurrentie van de private sector zou tot gevolg hebben dat de staatsbedrijven niet langer uit de hand mogen eten van een inschikkelijk financieel systeem”, stellen Walter en Howie. “Om die reden kunnen buitenlandse en niet-staatsbedrijven alleen op steun en sympathie rekenen voor zover ze belangrijk zijn voor tewerkstelling en als leveranciers van buitenlandse deviezen en technologie.” De Chinese banken en het hele financiële stelsel met zijn obligatie- en aandelenmarkten en leningen zijn toegespitst op de staatssector, waarin de zogenaamde ‘Nationale Kampioenen’ een voorkeursbehandeling krijgen.

Hoewel de Chinese Gorbatsjov, Zhu Rongi, vanaf 1998 nog geprobeerd had het financiële systeem op westerse leest te schoeien, kreeg de partijnomenklatura geleidelijk de bovenhand: “China is en blijft een familiebusiness”, beweren Walter en Howie. Ironisch genoeg is het Chinese leiderschap zich steeds meer aan de staatssector gaan vastklampen na succesvolle hervormingen van de ‘Nationale Kampioenen’ door inbreng van westerse expertise.

De financiële crisis die in 2008 uitbrak in Amerika en Europa sterkte de machthebbers in hun overtuiging “dat het westerse model een gevaarlijk alternatief zou zijn”, stellen Walter en Howie. “Om die redenen staat een verdere liberalisering van de financiële sector niet langer op de agenda. Het gesloten circuit van dubieuze arrangementen met staatsentiteiten, operaties buiten balans, bad banks en asset management companies om de belangrijkste leners in het systeem ter wille te zijn, kan zo nog een hele tijd doorgaan.”

Herkapitalisatie van banken

Enkele dagen geleden besloot de Chinese regering de vier grote banken te herkapitaliseren. “De problemen zullen erger worden dan in 1998”, schrijven ze. “Omdat de slechte leningen uit de jaren negentig onder de mat werden geveegd.” De bad banks werden zo slecht geherstructureerd dat de goede banken besmet blijven. Ad-hocfinancieringen door de overheid, onwil om problematische leningen open te trekken naar buitenlandse aandeelhouders, denken dat men het afschrijven van verliezen voordurend voor zich uit kan schuiven,… ondermijnen het Chinese bankwezen. “De banken zien er solide uit, ze zijn professioneler dan tien jaar geleden. Ook de beurzen lijken state of the art, maar feitelijk is het financiële stelsel bijzonder broos. In die zin is het een weerspiegeling van de situatie van het land, dat economische groei en zelfvertrouwen uitstraalt”, menen de twee investeringsbankiers.

Volgens hen zit het regelmatig opbloeien en kopje-onder gaan van de banken in het systeem ingebakken: om de tien jaar zijn ze door hun vermogen heen en volgt noodgedwongen een herkapitalisatie vanuit de nu 2380 miljard euro aan wisselreserves en door enkele strategische buitenlandse investeerders. “De Grote Vier mogen dan in de Fortune 500 staan, ze zijn internationaal niet competitief. Ze functioneren niet zoals we dat in geïndustrialiseerde landen van een bank verwachten.”

Sparen

De beurzen evenmin. In het voorbije decennium is het aantal beursgenoteerde bedrijven meer dan verdubbeld, het dagelijkse volume aan handelsverrichtingen is in Sjanghai vertienvoudigd, terwijl slechts een handvol staatsobligaties werden uitgegeven. Tal van soorten schuldpapier worden verhandeld. “De getallen zijn fenomenaal en worden almaar groter”, zegt Carl Walter. “Maar de Chinese markten blijven primitief ondanks hun omvang.” Het is allemaal kunstmatig: de overheid bepaalt de obligatiekoersen, niet de markt, het kredietrisico’s of de intrestvoet. Ook in aandelenmarkten is de staat de allesbepalende speler. Buitenlanders wegen in China’s financiële systeem voor amper 1,77 procent mee.

De meeste Chinezen hebben geen andere optie dan te sparen bij banken die beduidend minder intrest opleveren dan de huidige 6 procent inflatie en met dat geld wordt het Chinese mirakel gefinancierd bij een lage wisselkoers. Het verklaart waarom de private consumptie de voorbije tien jaar daalde van 45 naar 35 procent van het bbp. De Partij belooft in haar jongste vijfjarenplan de consumptie op te krikken, maar riskeert zo het financiële systeem te ondermijnen. De banken zijn de belangrijkste bron van bedrijfsfinanciering, goed voor 70 procent van de bedrijfsobligaties. Het door Chinese bedrijven opgehaalde bedrijfskapitaal komt jaar na jaar voor hooguit 10 procent uit de aandelenmarkt.

Het Chinese staatskapitalisme wordt hoofdzakelijk gevoed door het wegsluizen van spaargeld van de gezinnen via de staatsbanken naar staatsbedrijven en ondernemingen van het steenrijke groepje met connecties in het partijapparaat. Behalve fabrieken en infrastructuur voedt dat goedkope spaargeld nog onzekere vastgoedoperaties en prestigeprojecten. “Telkens weer draaien China’s heroïsche spaarders op voor het opkuisen van schuldenbergen en het redden van banken”, zegt Walter. (EB)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content