De Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs en diens medewerkers worden niet strafrechtelijk vervolgd voor de handel in de zogenaamde ‘rommelhypotheken’ tijdens de financiële crisis. Dat meldt het Amerikaanse ministerie van Justitie.
De Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs en diens medewerkers worden niet strafrechtelijk vervolgd voor de handel in de zogenaamde ‘rommelhypotheken’ tijdens de financiële crisis. Dat meldt het Amerikaanse ministerie van Justitie.
Het is ongebruikelijk dat het ministerie aangeeft dat er geen vervolging zal worden ingesteld. In april 2011 vroeg senator Carl Levin om een justitieel onderzoek. Levin was de voorzitter van een commissie in het Amerikaanse Congres dat onderzoek deed naar het handelen van Goldman Sachs.
Neil Barofsky, een voormalige waakhond van het financiële systeem van de VS, zei in een reactie dat het ministerie met zijn aankondiging de bevolking er ‘grimmig’ aan herinnert dat er tot dusver geen enkel individu of instelling verantwoordelijk werd gesteld voor zijn aandeel in de financiële crisis.
“Zonder een of andere verantwoording blijft de eindeloze parade van bankenschandalen onvermijdelijk voortduren”, aldus Barofsky, die zich eerder al uiterst kritisch uitliet over het antwoord van de overheid op de financiële crisis.
De Amerikaanse justitie deed ruim een jaar onderzoek naar de zakenbank, maar vond onvoldoende bewijs om een rechtszaak aan te spannen.
In een gelijkaardige zaak ging Goldman Sachs in juli 2010 over tot een minnelijke schikking – voor een bedrag van 550 miljoen euro – met de Amerikaanse beurstoezichthouder SEC. Aanleiding daartoe was het verstrekken van onvolledige – of misleidende informatie – bij het verkopen van subprimeproducten. Goldman Sachs gaf toen wel toe onvolledige informatie te hebben gegeven, maar weigerde schuld te bekennen voor haar aandeel in de financiële crisis.
Het uiteenhalen van leningen met een lage kredietwaardigheid en die in een andere vorm bundelen en doorverkopen, wordt als een van de oorzaken gezien van de financiële crisis tussen 2008 en 2009. (Reuters/BO)
