Vijf jaar lang was Verena Haller druk in de weer om de look-and-feel van The Standard in Brussel te bepalen. Als head of design kiest de Italiaanse architecte wat wel en niet past in het luxehotel. “Zelf erger ik me mateloos aan verlichting waarvan ik de schakelaar niet vind.”
De eerste keer ontmoet ik haar live in de lobby van The Standard Hotel Brussels, op nauwelijks 200 meter van het Noordstation in onze hoofdstad. Ze is hip gekleed en praat passioneel en honderduit over het wel en wee van een hotelopening. Ze neemt me mee naar een paar kamers, maar ook naar de magnifieke rooftop, waar chef Alex Joseph ons die avond heerlijke Spaans geïnspireerde gerechtjes zal voorschotelen. Ik voel me een hele avond in mijn nopjes, ook al omdat ik een grote fan ben van The Standard High Line in het Meatpacking District, waar ik tijdens de Fashion Week New York zo dikwijls ben neergestreken.
De tweede keer verloopt de ontmoeting via de telefoon. Verena is, na een kort verblijf in Costa Rica, inmiddels in Mexico City aanbeland en bereidt alweer een nieuw project voor. “We zijn voor The Standard op zoek naar een locatie hier”, zegt ze. “Het is een stad die me na aan het hart ligt. Zestien jaar geleden was ik in Mexico City een eerste keer met vakantie. Nu is mijn bezoek werkgerelateerd, maar ik heb hier enkele goede vrienden. En bij elk bezoek ontdek ik een nieuw laagje van de stad. De food scene is trouwens opmerkelijk.”
Hoe gaan jullie te werk bij het kiezen van nieuwe locaties?
Haller. “Op ons verlanglijstje staan steden waar we een boontje voor hebben. Daarover discussiëren we uitgebreid binnenskamers. Daarna komen de business-developmentteams in actie. Die zoeken de deals – eigenaren die met The Standard in zee willen gaan omdat ze het een tof merk vinden. Uiteindelijk is het ons daar om te doen, niet zomaar om de deal. Het is hard werk. Gelukkig is dat niet mijn baan.”
Je bent bezig met de architectuur van een hotel, en met de uitstraling binnen – de essentie van wat een hotel is. Dat lijkt me geen baan, maar een leven.
Haller. “Dat heb je goed gezien. Gelukkig doe ik mijn baan graag, maar het is er een die nooit stopt. Ik kijk altijd rond en zie overal wat goed of fout loopt in de hospitalitywereld. Nu en dan neem ik wat afstand en probeer ik de wereld door een andere bril te bekijken. Maar wat ik doe, is een passie geworden.”

Jarenlang werkte je met Ian Schrager. Hij was in de jaren 1990 God in de hotelbranche. De man die het boetiekhotel bedacht en de lobby als ontmoetingsplek.
Haller. “Ik werkte eerst in het architectenbureau van Skidmore, Owings & Merrill in New York. Ik wilde daar een halfjaar stage lopen, maar dat werden er uiteindelijk tien. Daarna kwam ik Ian Schrager tegen en kon ik me focussen op een merk, want dat was hij. We werkten samen aan het Public Hotel van Chicago en zetten ook The Edition-keten op. Ik heb veel van hem geleerd, want ik heb honderden vergaderingen met hem beleefd. Fascinerend was het om te zien hoe hij naar de wereld keek en zijn buikgevoel volgde. Hij kon van de ene dag op de andere compleet van mening veranderen, en dat deed hij na een nachtje heel goed nadenken. Ik leerde van hem vooral dat je moet doorzetten tot je de perfectie bereikt. In veel hotels is men al tevreden met een halfslachtig resultaat.”
We spreken nu over een tijd dat veel hotels in steden vooral zakenmannen ontvingen in een haast identieke setting. Terwijl Schrager een lobby maakte waarin je een boek wilde gaan lezen.
Haller. “Hij is zeker de man van de eerste designhotels geweest. Hij wist vooral wat hij niet wilde. Hij wilde een wereld waarin je binnenkwam en je je thuis voelde. Een thuis weg van thuis, een plek die je comfort en geborgenheid biedt, een soort safe space. Voor mij is dat het allerbelangrijkste in een hotel. Dat gevoel bereik je niet door één element juist te hebben. Alles moet kloppen. Ik bekijk het als een orkest. Ook daar moet iedereen dezelfde partituur volgen en hetzelfde doel voor ogen hebben. Ik kan geobsedeerd zijn door de ronding van een zetel. Niemand die het opmerkt, maar ik ben ziek als het resultaat niet klopt. Ik wil mensen het gevoel geven dat ze binnenkomen in een wereld die ze misschien zelf niet kunnen creëren. Een hotel kan een soort paradijsje zijn, waar ze voor even kunnen vertoeven.”

En dat publiek is erg divers.
Haller. “In het beste geval is dat inderdaad zo. Het gaat om verschillende persoonlijkheden en om een mix van high-end en low-end, iets wat we in onze portfolio ook doen (The Standard Hotel maakt deel uit van de Hyatt Group, nvdr). Dus komen hier vrienden die iets te vieren hebben, een koppeltje dat een romantisch weekendje heeft geboekt, maar evengoed de modeontwerper die net zijn eerste collectie op de markt heeft gebracht en zichzelf een cadeautje gunt. Elk hotel is als een podium voor onze gasten, in de hoop dat ze zichzelf kunnen zijn en zich goed voelen. En laat me duidelijk zijn: we hebben elk van die gasten nodig. Want een leeg hotel werkt niet. Dan ga je snel ten onder. Een hotel heeft gasten nodig om tot leven te komen.”
Hoe persoonlijk is het voor u om dat telkens opnieuw voor elkaar te krijgen?
Haller. “Enorm persoonlijk. (Lacht) Gek dat je dit zo zegt, want ik had er gisteren nog een gesprek over. Iedere keer zeggen we dat we alles zo persoonlijk nemen. Eerlijk: ik zou het als een persoonlijk falen aanvoelen als een hotel niet succesvol was. Zag je de mannenfinale van Roland Garros? Die duurde meer dan vijf uur. Beide spelers hebben dan hun twijfelmomentjes. Ze stellen zich de vraag: waar gaat het mis? Wat doe ik verkeerd? Ik stel me die vragen ook. Omdat ik steeds beter wil worden. Je doet jezelf wat aan in deze business, waarin je er eigenlijk alles aan doet om ervoor te zorgen dat mensen zich beter voelen nadat ze bij jou heel even zijn langsgekomen.”
‘Eerlijk: ik zou het als een persoonlijk falen aanvoelen als een hotel niet succesvol was’Verena Haller
Eenmaal een nieuw hotel open is, neem je dan snel afscheid? En laat je dat makkelijk achter je?
Haller. “Ik heb het altijd erg moeilijk om weg te gaan na een opening. Telkens geef je de sleutel van je nieuwe kasteeltje af en moet je verdwijnen. Uiteraard keer ik telkens terug om te zien hoe de dingen lopen en wat er veranderd moet worden als dat nodig is. Maar een hotel echt achter me laten? Na de opening van The Standard Ibiza duurde het wel twee jaar voor ik dat kon. In Londen hetzelfde verhaal. Ik heb geen kinderen, maar misschien is het te vergelijken met het moment waarop kinderen het ouderlijk huis verlaten. Het duurt allicht ook eventjes voor je dat te boven komt.”
Wat betekent het begrip ‘thuis’ voor jou?
Haller. “Thuis beslaat vele plekken. Het is zeker de plek waar mijn familie woont, in de Dolomieten, waar ik ben opgegroeid. Daar kan ik ademen. Maar ook in New York kom ik thuis: daar woon ik, in een appartement in Koreatown in Manhattan. Wat ik heb moeten leren: thuis is ook waar ik op dat moment ben en werk en leef. Kom ik een hotelkamer binnen, dan zet ik die plek altijd even naar mijn hand. Ik verplaats een zetel of berg iets weg. Het fantastische aan reizen is dat ik, waar ik ook kom, vrienden maak. Als je die vriendschappen koestert, kom je er telkens weer thuis. Ook binnen mezelf kan ik trouwens thuis komen. Ik mediteer twee keer per dag. Ik heb dat wel moeten leren. Ik voelde me lang nergens thuis. Ik dacht dat het een fysieke plek moest zijn.”

Hoe komt een meisje uit de Dolomieten in New York terecht? Want je was een erg goede skiër en dat had je leven kunnen worden.
Haller. “Mijn moeder duwde me de vallei uit. Ze zei: ‘Met skiën ga je geen carrière uitbouwen. Eén fikse val, en het is voorbij.’ Ze wilde dat ik de wereld leerde kennen. Als je haar nu de vraag zou stellen, zou ze van dat duwtje misschien spijt hebben. Want ze dacht: die is weg voor vijf jaar en dan komt ze wel terug. Maar zo is het niet gegaan. Die eerste jaren had ik ontzettend veel heimwee, want ik moest telkens alleen die trein op. Niemand in de familie was overigens met architectuur bezig. En zelf vond ik er in het begin ook weinig aan. Ik was hoegenaamd geen krak in wiskunde. Het begin was lastig, maar ik leerde ook van haar: je gaat door, zelfs als het moeilijk is. Ze bleef me moed inspreken. En ze zei: kijk uit naar kansen. De eerste kans bood zich aan in München en ik vertrok. Toen leek dat het einde van de wereld. Intussen weet ik dat het niet zo ver ligt van waar ik opgroeide in Zuid-Tirol.”
Is je moedertaal Duits of Italiaans?
Haller. “Eigenlijk is het een dialect dat weinig mensen spreken. Ik kan het goed verstoppen. Een tijd geleden hoorde ik iemand bijna hetzelfde dialect spreken. Het bleek Hannes Peer te zijn, de architect die zijn kantoor in Milaan heeft. We raakten aan de praat en zijn intussen erg goede vrienden geworden. He’s my brother from another mother. Op hem deed ik een beroep voor The Manner, een ander hotel in het Hyatt-portfolio dat we vorig jaar openden.”
Voor The Standard Brussel deed je een beroep op de Belgische architect Bernard Dubois. Hoe kies je telkens die architect?
Haller. “Vertrouwen is een sleutel tot samenwerking. Ik wil niet met diva’s werken. Ik leer iemand kennen en voel meteen hun energie. Daarna stel ik in stilte diverse vragen: wil ik met die persoon wel jarenlang samenwerken? Hoe voel ik me als ik met hem of haar praat? Hoe gaan die mensen met personeel om, zelfs als ze gewoon een koffie bestellen? Het zijn kleine accenten en details, maar die zijn belangrijk als je lang moet samenwerken. Want uiteindelijk breng je die mensen binnen in een familie.”
Een detail dat me opviel in The Standard Brussels: het bankje aan de kamerdeur, waar ik mijn handtas op kon zetten om mijn sleutel te zoeken.
Haller. “Klopt. Je moet weten dat daar een leiding onder zit die we niet konden verplaatsen. Die ingreep is er dus gekomen uit noodzaak, maar we hebben dat naar iets positiefs gedraaid. Het zijn dingen waar ik zelf om glimlach. Zoiets maakt me blij.”
Waar word je kwaad van, als je in een hotel verblijft?
Haller. “Als de verlichting gecompliceerd is. Ik erger me mateloos aan verlichting waarvan ik de schakelaar niet vind. Of als de waterdruk van de douche maar matig is. Ik kan van dat soort dingen behoorlijk overstuur raken.”

Toch lijkt personeel me het belangrijkste aspect van een hotel. Iemand die er twintig minuten over doet om me een nieuwe cappuccino te bezorgen bij het ontbijt, kan me kwaad krijgen.
Haller. “Bepaalde dingen kun je bij je mensen wel trainen. Maar het klopt wel dat je personeel cruciaal is. Ik heb het al meegemaakt dat ik doodop in een hotel aankwam en dat ze maar bleven praten over wat allemaal kon in dat hotel. Ze lazen me niet. Ze hadden niet door dat ik snel onder de wol wilde.”
Wat me boeit, is hoe jullie met The Standard Hotels moeilijke wijken aandurven. In New York zowel Meatpacking als Lower East Side, toen dat nog behoorlijk gevaarlijke wijken waren. Nu vlak bij het Noordstation in Brussel. Geen evidente wijk.
Haller. “Makkelijk is dat inderdaad niet. In het begin twijfelde ik ook over die locatie. Maar ik denk dat we echt het verschil kunnen maken en dat we een buurt kunnen helpen opwaarderen. Dat is in elk geval het doel. Geen idee of het ook hier gaat lukken.”
Hoeveel tijd krijgt een hotel eigenlijk?
Haller. “Als je een hotel af hebt en opent, begint pas het echte werk. Dan is het aan een heel team om in dat hotel een heuse community op te bouwen. Mensen kunnen er komen om te slapen, maar evengoed om te eten of een glas te drinken, zonder dat ze beseffen dat het allemaal in een hotel gebeurt. De eerste week hebben al heel wat diverse klanten hun weg gevonden. We hebben zelfs al returns. Het eerste jaar noemen we een grace year, maar in het tweede jaar moet je toch al wat vooropgestelde cijfers kunnen halen. Maar van een hotel een succes maken is een proces dat nooit stopt.”
Wat staat er verder op je planning?
Haller. “Volgend jaar openen we een Standard Hotel in een oud militair hospitaal in de oude Alfama-wijk in Lissabon. We zijn met het project al zo’n acht jaar zoet, want corona kwam daartussen fietsen. Ik weet niet wat het is met Lissabon, maar het licht is er magisch. Je merkt het: het wordt straks heel lastig om er afscheid van te nemen.”
Verena Haller
. Studeerde architectuur en bedacht designs voor hotels als The W, Four Seasons, The James en Equinox hotels
. Groeide op in de Dolomieten en woont officieel in New York
. Werkte met hotelguru Ian Schrager samen voor The Public hotel in Chicago en de uitrol van de Edition hotels
. Sinds 2010 head of design by Hyatt Group, waar The Standard hotels toebehoren
. Reist de wereld rond en leeft dan in de hotels die ze mee klaarstoomt voor opening
Meer lezen