Moby Dick na de ochtendyoga: rust en onthaasting in Canada
Diep in het oosten van Canada, off the beaten track, belooft een rustoord de heilige graal aan de moderne vakantieganger: herbronning. Yoga op een berg, zwemmen met zicht op Moeder Natuur en varen tussen de walvissen.
“Als er iemand nog een biertje of zo wilt kopen, dan is dit de laatste plaats waar het nog kan”, zegt de chauffeur lachend met een zwaar Canadees accent. Ik zit samen met elf anderen in een busje dat het midden houdt tussen een witte bestelwagen en een typisch Amerikaanse schoolbus. De chauffeur valt te klasseren onder de categorie ‘mogelijke personages voor een David Lynch-film’, ware het niet dat hij daar iets te zachtaardig voor is. We rijden de natuur in, doorheen Le Massif, een heuvelachtig natuurgebied ten oosten van Québec. Met de woorden van onze vriendelijke chauffeur die nog nazinderen kijk ik samen met de anderen door het raam. De laatste resten van de bewoonde wereld, in de vorm van de weinig beroemde fastfoodketens Mikes en Chez Ashton alsook enkele houten huizen, verdwijnen. De eenzame weg met de gele middenstreep meandert richting het grote niets.
Uiteraard maakte de chauffeur maar een grapje. Na een stevige daling parkeert hij voor een groot hotelcomplex waar zelfs de champagne permanent koud staat. Samen met de chauffeur laad ik het bagageruim uit, de ene gigantische trolley na de andere. De laatste tas is de mijne, een oude canvas exemplaar dat tijdens het inladen aan de luchthaven op enig hoongelach werd onthaald. “Ik heb alles mee”, verzekerde ik mijn metgezellen. “Ik zal niet stinken.” Je komt niet naar Canada om geniale kleurcombinaties uit de kleerkast te tonen, maar voor de verstilling. Weinig bagage geeft mij rust.
Als ik in mijn hotelkamer mijn tas van de schouder laat vallen en door het raam tuur, begrijp ik meteen dat ik die hier zal vinden, de rust. Ik bevind me in Charlevoix, een kleine gemeente aan de oever van de St. Lawrence, een waterslang van dertienhonderd kilometer lang die de Grote Meren van Centraal-Canada verbindt met steden als Québec, en vervolgens hier in het oosten in de Atlantische Oceaan uitmondt. Mijn kamer biedt een spectaculair zicht op de baai van de rivier op enkele honderden kilometers van de oceaan. Die baai is makkelijk vijftien kilometer breed. Niets dan water en glinstering.
Le Massif de Charlevoix is een bestemming die behoorlijk off the beaten track te noemen is. Je zal Charlevoix niet terugvinden in de lijstjes van must-sees in Canada die welig tieren op het internet. Dat is de reden waarom ik hier ben. Samen met een groep journalisten en influencers werden wij uitgenodigd door Club Med om de regio te ontdekken. Club Med heeft hier dan ook een nieuw hotel sinds december 2021, met het accent op slow travel. Die beweging staat vandaag behoorlijk in de kijker. Slow travel betekent zoveel als reizen met herbronning en rust voorop. Geen uitputtingsslag door FOMO-lijstjes maar gewoon ontkoppelen op een plaats die je tot rust brengt. Het all-inhotel in Charlevoix biedt tal van activiteiten die inzetten op tot jezelf komen. Lees: hiken, wellness, varen en… yoga, wel vijf keer per dag.
Yoga op een berg
En zo beland ik, journalist en dus per definitie een cynicus in hart en nieren, voor de eerste keer in mijn leven in een yogales. Na een half uur mijn hamstrings, schouders en andere onontgonnen spiergebieden van mijn lichaam de taal van het ongemak te doen leren kennen, eindigt de instructrice met de voor mij legendarische zin: ‘Thank you for being here and for looking at the windy trees’. Het is zes uur in de avond en samen met zes andere, iets lenigere vakantiegangers kijk ik vanuit mijn yogamat door het grote raam naar de wind die tussen de bomen slingert. Vervolgens wandel ik naar mijn avondmaal.
De volgende ochtend ben ik weer van de partij – een journalist moet zich verdiepen in de materie. Ditmaal neem ik deel aan de ochtendyoga. Opnieuw laat de instructrice na iedere beweging weten hoe beautiful wij allemaal wel zijn. Mijn normale ik zou steigeren, maar in deze omgeving valt het cynisme als herfstbladeren van me af. Een portie positiviteit in de ochtend, hoe stroperig die ook is, doet wonderen.
Yoga en meditatie worden hier ook buitenshuis aangeboden, bovenop een heuvel. Helaas openen die activiteiten pas later in de maand (het is nu half mei), wanneer het weer stabieler is. Hiken kan wel. Zodra je de deuren van het resort opentrekt, vertoef je in de natuur. Samen met gids Maya, een jonge Québecois, trekken we de heuvels in. Le Massif werd in 1989 door Unesco benoemd tot World Biosphere Reserve. Dat heeft het natuurgebied te danken aan een meteoor die zo’n 350 miljoen jaar geleden hier is ingeslagen en het landschap heeft bepaald. De diversiteit aan boomsoorten is groot, weet Maya me te vertellen: rode den, witte en grijze berk, els, verschillende soorten sparren en natuurlijk esdoorn, het symbool van Canada. We wandelen doorheen bosgebied waar een beekje steil naar beneden kabbelt en een stekelvarken een boom in klimt. Zwarte beren zouden hier ook goed gedijen, maar die zie je niet vanwege hun extreme verlegenheid.
In het bos lopen dunne, blauwe leidingen tussen de bomen en de takken door. “Dat is het systeem waarmee esdoornsiroop wordt ontgonnen”, weet Maya. Het is eenvoudig: de esdoorns worden geplugd en via een netwerk van tubes vloeit het sap van de bomen naar beneden, recht het fabriekje in.
Na een niet al te zware wandeling bereiken wij een zichtpunt dat de schoonheid van de St. Lawrence in de verf zet. We zitten op een rotsblok, recht in de zon en voelen weinig drang om te bewegen of te spreken. Gewoon kijken. Op de terugweg vertel ik Maya dat ik voor de eerste keer yoga heb gedaan. Er straalt een veelzeggende grijns op haar gezicht. “Wist je dat bomen geuren afscheiden die ons kalmeren?”, zegt ze. Ik geloof haar. Maya heeft geen meditatie nodig. Haar leven bestaat uit deze serene heuvels. Yoga is voor mensen van de veel te bewoonde wereld.
Met enkele collega’s ga ik die dag ook verder naar beneden. Ik wil de oever van de rivier ruiken. We wandelen tot aan het water waar Petite-Rivière-Saint-François ons opwacht, het eerste dorpje van de streek, opgericht in 1675. Men leefde hier vooral van de aalvangst. Die werd uitgevoerd en gerookt om de winter door te komen. Vandaag wordt er niet meer zo gek veel op aal gevist. Als je aan een Québecois vraagt wat de specialiteit van het huis is, dan zegt hij: kip. Tip voor de barbecue: een gemarineerde kip waarin je een driekwart vol blik bier steekt. En dan laten garen.
Het gehucht bestaat uit typisch Canadese woningen die het midden houden tussen houtbouw uit Scandinavië en uit de Verenigde Staten. De huizen zijn vers geverfd in wit en enkele accentkleuren, en hebben allemaal een portiek waarin een banjospeler niet zou misstaan. Langs het water ligt een verlaten treinspoor, zoals in de films. Terwijl we op het treinspoor staan, overzien we de getijrivier met zijn modderige zandbanken. Aan de einder vaart een transportschip.
Terug in het hotel staat het avondmaal te wachten. Ik eet onder andere enkele lokale kazen, rundswang van lokaal vee en poutine: het nationale gerecht van Canada dat vooral geclaimd wordt door Québec. Poutine bestaat uit een portie frieten vermengd met wrongel (het eerste stadium van kaas) en overgoten met jus of een soort jagerssaus. Het smaakt ongeveer zoals de friet-stoofvlees van je favoriete frietboer.
Het hotel blijkt zijn best te doen om zo veel mogelijk lokale producten te gebruiken en de ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Dat past in de slow travel, een beweging die duurzaamheid hoog in het vaandel draagt. Bijna 80 procent van de maaltijd bestaat uit streekproducten. Het voedselafval wordt door het lokale bedrijf Solucycle omgezet in biogas en compost. In de bars en restaurants wordt geen wegwerpplastic gebruikt.
Waar is narwal?
Je kunt niet naar Canada afzakken zonder een poging te ondernemen om met de walvissen te varen en al zeker niet als je Le Massif aandoet. Wat blijkt: Charlevoix staat bovenaan de lijst als het aankomt op walvissafari’s. De reden? Voedsel. Aan de monding van de St. Lawrence bulkt het in de zomer van het plankton. Vooral bultruggen en vinvissen komen van vijf tot zevenduizend kilometer afstand naar hier afgezakt om de zomer door te brengen.
De laatste dag van mijn verblijf staat in het teken van de walvis. ‘s Ochtends neem ik plaats naast de lynchiaanse chauffeur van eerder. Hij rijdt ons twee uur lang parallel met de rivier richting het noorden. We rijden voorbij Baie St Paul, een stadje van minder dan tienduizend inwoners. Het valt op dat de stad een heel andere structuur heeft dan bij ons. Er heerst geen stadsweefsel. Vrijstaande houten huizen staan er op een zekere afstand van elkaar, wat het leven hier ongetwijfeld een pak rustiger maakt. En dan is er de baai. Op het juiste moment wijst de chauffeur met de vinger richting het water. Het wordt een prachtige busrit. Even verder komen we langs La Malbaie. “Dit is de eindhalte van de trein die langs het water loopt vanuit Québec”, weet de chauffeur. “Er staat een gigantisch casino, deel van een hotel met golfbaan. Mensen nemen de trein om te gokken”, grijnst hij. Het casino maakt deel uit van Le Manoir Richelieu, een chique hotel van de Fairmont-groep, bekend van het Château Frontenac in Québec en tientallen andere parels verspreid over heel de wereld.
Uiteindelijk bereiken we Baie St.Cathérine, een pittoresk plaatsje dat bekendstaat als startpunt voor walvissafari’s. Een korte tocht op een overzetboot doet iedereen glunderen: we begeven ons in een Canadese fjord. De rotsformaties zijn bedekt met naaldbomen en vertonen hier en daar een streepje water dat richting de baai slingert. Dit is voer voor Macbook-screensavers.
De spanning neemt toe wanneer wij de jachthaven overzien waar toeristen in volledig oranje rubberen outfit een zodiac enteren. In ijltempo trekken wij onze rubberen plunje aan want de boot stond op ons te wachten – beter niet onderweg voor koffie gestopt. En dan zitten we met om en bij de 25 man op een zodiac die met grote snelheid de baai intrekt. De wind blaast tranen in het gezicht terwijl we de fjord verlaten. Het is een perfect zonnige dag, maar op het water daalt de temperatuur met vijftien graden. De stuurman maakt enkele felle bochten, puur voor het entertainment. Wind, water, zon: zonder één walvis gezien te hebben trekt er al een gevoel van ontlading over mij heen. Ik sluit mijn ogen en laat de schipper de rest doen. En dan stopt hij voor het aperitief van het avontuur. Terwijl we dobberen zien we in de verte witte golfjes. Het zijn beluga’s, witte dolfijnen die heel het jaar in de baai vertoeven. De gids meldt dat we niet te dichtbij mogen komen. Beluga’s zijn blijkbaar zo nieuwsgierig dat zij alles laten vallen om een zodiac te volgen. Ze verlaten er zelfs hun kroost voor.
We maken weer vaart en de spanning rijst. Bij de aanvang van onze reis werd ons namelijk door iedereen verteld – van gids tot hotelier – dat het nog te vroeg zou zijn om walvissen te spotten. De walvissen zouden tot het einde van de maand mei wachten.
Maar soms heeft iedereen gewoon ongelijk.
De ontlading is groot wanneer we in de verte een kleine fontein ontwaren. Niemand kan zijn opwinding bedwingen. De gids meldt dat er op ‘eleven o’clock‘ een bultrug rondzwemt, een beestje dat zo’n dertien meter groot wordt. De zodiac draait zich op zijn kant. De bultrug is net ondergedoken. Over enkele minuten zal hij weer aan de oppervlakte verschijnen. Alle passagiers zitten in volle stilte aan de rechterkant gekluisterd. Ik kan het niet laten en verbreek de stilte met een “dit is zo fucking spannend!” Iedereen heeft een smartphone op het water gericht voor de obligatoire walvisfoto. Dit is diervriendelijk jagen.
Uiteindelijk verschijnt de bultrug. Ik merk dat ik zelf ook mijn verwondering auditief kenbaar maak, als een tiener die een dure Pokémonkaart op de stoeprand vindt. De bultrug toont zijn bovenkant, spuugt water en lijkt zelf te zuchten. “Hij gaat duiken. Klaar voor de staart?”, zegt de gids. De bultrug krult naar beneden en slaat zijn staart de lucht in, zoals dat op National Geographic gebeurt. Miljoenen foto’s worden genomen. Maar niemand kijkt op zijn scherm. Iedereen kijkt er net boven. Het beeld dat zich voor onze ogen voordoet is gewoonweg te mooi.
Het blijkt een zéér goede dag voor walvisspotten. Na de eerste bultrug duiken er nog vinvissen op – die tot 21 meter lang worden – en dwergvinvissen. Beide soorten slaan hun staart niet omhoog als zij voor de diepe duik gaan. Gaandeweg spotten we nog twee bultruggen die verschillende keren het oppervlak trotseren en weer de dieperik in verdwijnen. De spanning verdwijnt niet. Zelfs de gids, die deze wateren ondertussen tientallen keren heeft bezocht en vanop honderd meter afstand het walvistype kan identificeren, geeft toe dat zij nog steeds bij iedere walvis blijdschap ervaart.
We hebben bijzonder veel geluk. Aan het einde van onze tocht, net voordat de schipper besluit om rechtsomkeer te maken, verschijnt het koppel bultruggen opnieuw en ditmaal dicht bij onze zodiac, op een tiental meter. De zodiac zou nooit zelf zo dicht een walvis benaderen: dat staat in het beleid. Nu is het echt muisstil. Zo zit ik samen met 24 andere gegadigden de walvissen volledig in mij op te nemen. Het zijn prachtige mastodonten. Het geluid dat ze produceren is indrukwekkend. Ze grommen vanuit de buik, slaken diepe zuchten en blazen. En dan, met de staart in de lucht, verdwijnen ze weer.
Op de terugweg trakteert de schipper ons nog op enkele prachtige natuurtaferelen. Zo stoppen we bij een dunne waterval van bijna honderd meter hoog en spotten we zeehonden die op de rotsen liggen te luieren. Eén ervan kwispelt zowaar. De gids geeft nog mee dat er sinds 2016 een bijzondere gast in de baai verblijft: een jonge mannelijke narwal. “Normaal komt hij enkel veel noordelijker voor”, zegt ze. “Hij leeft hier samen met een groep beluga’s. Helaas heb ik hem nog niet kunnen spotten. Wetenschappers wel. Op het internet kun je video’s zien.” De narwal, eenhoorn van de zee. Hij zit hier.
“Dit staat in de top drie van mijn leven”, zegt een andere journalist tegen mij wanneer we de zodiac uitstappen en ik kan alleen maar beamen. Als een groep gevangenen op Guantanamo Bay wandelen we terug richting vestiaire waar we een kartonnetje kippensoep geserveerd krijgen, om op adem te komen.
Hoewel deze reis ons werd aangeboden door Club Med, heeft de journalist zijn onafhankelijkheid behouden voor het schrijven van de reportage.
Club Med Québec Charlevoix is de eerste Club Med in Canada en biedt zoals steeds een all-informule aan. Vanaf 1077 euro per persoon per week. Meer info: www.clubmed.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier