Kunst, spieren en mythologie: beeldhouwer Florian Tomballe blaast Griekse goden en groteske figuren nieuw leven in
Hij maakt imposante, haast groteske figuren uit piepschuim, beschouwt de fitness als zijn tweede werkplaats en mixt het kunstenaarschap met een gezonde dosis ondernemerszin: beeldhouwer Florian Tomballe (36) over zijn oud-Griekse leger, schoonheid en de definitie van succes.
“Ik ben opgegroeid in een artistieke familie en sterk beïnvloed door mijn vader: hij heeft een periode gebeeldhouwd, maar is in hoofdzaak een kunstschilder. Op woensdagmiddagen kwam hij me ophalen aan de school, en dan ging ik mee knutselen en tekenen in zijn atelier. Het is daar dat de kiem gelegd is voor mijn huidige esthetiek: hij schilderde sterk figuratief, en wat het meest indruk op mij maakte, was zijn klassiek werk. Enorm grote doeken geïnspireerd op de Griekse mythologie, met figuren die ook zeer gespierd waren. Een werk van Venus en Mars, bijvoorbeeld – dat waren net twee bodybuilders die op een strand stonden (lacht). In zijn atelier had hij ook magazines over bodybuilding liggen – die gebruikte hij als referentie om spieren overdreven te kunnen schilderen.
‘Ik voelde gewoon dat beeldhouwen mijn medium was’
“Ik tekende als kind heel graag, ik kon het ook wel een beetje, en was altijd in de veronderstelling dat ik in zijn voetsporen zou treden en schilder zou worden. Dat was dan ook de richting die ik volgde in de kunsthumaniora, tot we in het laatste jaar een boetseeropdracht kregen: we moesten een zelfportret maken. Tijdens het maken van dat zelfportret is heel snel heel duidelijk geworden dat ik dát wilde doen. Ik voelde gewoon dat het mijn medium was, het klopte met mijn karakter, met mijn temperament. Dit gaat cliché klinken, maar iedereen heeft een bepaalde energie, en daar hoort een bepaalde kunstvorm bij. Je hebt mensen die heel geduldig zijn, en mensen die niet geduldig zijn (lacht) – ik reken mezelf bij de tweede soort. Dat schilderen, dat tweedimensionaal werk, is veel meer letterlijk. Vooruit, achteruit. Veel minder fysiek uitdagend en beweeglijk dan beeldhouwen, dus het was meteen beslist.”
Gespierd geboren
“Een esthetiek vinden, dat doe je niet bewust. Er zijn een miljard dingen die je kunt doen, de opties zijn letterlijk eindeloos – wat het dan uiteindelijk wordt, komt tot jou. Ik heb altijd heel figuratief gewerkt, en na de academie ben ik op eigen houtje de menselijke anatomie gaan bestuderen. Ik kocht boeken, bekeek video’s – een beeldhouwer moét inzicht hebben in het menselijke lichaam.
“Ik heb een tijd vrij klassiek gebeeldhouwd, maar ik voelde almaar meer de nood vrijer te kunnen zijn. Bij dat klassieke werk heb je veel wetmatigheden, en dat paste niet zo goed bij mijn aard (lacht). Ik wilde op intuïtie werken, spontaan, vanuit mezelf. Geleidelijk aan is daaruit mijn esthetiek ontstaan: ik heb een tijd geometrisch gewerkt, heel anoniem – figuren zonder gezicht; handen zonder vingers, zoiets.
‘ik durf sinds kort ook vrouwen te beeldhouwen’
“Na een bezoek aan het kunsthistorisch museum in Oxford – ik zag daar afgietsels van oude Griekse beelden – was ik op slag verliefd op die kouroi. Het is daar begonnen: ik heb er één gemaakt, en dan nog één. Voor mij zijn het tijdloze figuren, universeel ook. Ik heb soms het gevoel dat ik naar wezens uit een ander universum kijk – ik zie zelfs een link naar sciencefiction. Het zijn wezens van een andere planeet, en ze zijn hier geland om ons iets bij te leren (lacht).
“Ik weet nooit vooraf wat ik ga maken – de inspiratie komt op het moment. Ik heb hier altijd een hoop piepschuimblokken liggen, en de verhoudingen van zo’n blok geven natuurlijk al wel een bepaalde richting. Een lange smalle blok is voor mij automatisch een staande figuur, bijvoorbeeld.
“Eerst ga ik tekenen – één zijde van het blok gebruik ik alsof het een blad zou zijn; daar teken ik een compositie op, of de contouren van een figuur. Dat zijn mijn snijlijnen, en van daaruit diep ik uit. Geleidelijk aan evolueert de figuur en wordt het iemand – alleen weet ik nooit vooraf wie. Een beeld dat tot leven komt, dat is een beetje als een kind dat geboren wordt: plots is daar dan die mens, en dat gevoel is zalig. Meer zelfs: ik heb gemerkt dat het een soort verslaving is, die rush van een nieuw beeld.”
Joie de vivre
“Ik maak vooral mannen, al durf ik sinds kort ook vrouwen te beeldhouwen. Toen ik pas begon, was dat een drempel. Ik ben natuurlijk zelf een man, en ik werk met mijn eigen mentale spiegelbeeld als kompas. Daarbovenop hou ik van gespierde figuren, en misschien zijn spieren toch meer mannelijk? Die sterke overdreven vormen: in de fitness zie ik dat toch vooral bij mannen (lacht). Maar vooral: ik was bang om vrouwen af te beelden, omdat ik hen niet lelijk durfde te maken. Ik hou van mooie vrouwen; voor mij klopte het niet groteske figuren van hen te maken. Maar intussen heb ik het losgelaten – er staan hier wel een paar vrouwenbeelden nu, en je kunt niet zeggen dat dat Miss Belgiës zijn, hé?
“Maar hoe vervormd, in elkaar gebokst en lelijk ook – ik geloof dat er in mijn werk altijd een zekere lichtheid zit; een joie de vivre die ik ook in het echte leven heel belangrijk vind. Pablo Picasso, één van mijn grote voorbeelden, had zó’n liefde voor het leven, en dat voel je zelfs in een tragisch werk als zijn Guernica. Die tegenstelling tussen zwaar en licht – ook letterlijk in mijn werk aanwezig – is interessant om mee te werken.”
Beelden & Business
“Ik heb jarenlang de kost verdiend als een barman in een café; na de uren beeldhouwde ik. Ik zei toen al wel dat ik een beeldhouwer was – ik kreeg het niet over mijn lippen mijn beeldhouwwerk als mijn hobby te bestempelen; daarvoor was het al veel te belangrijk geworden. Maar dus: ik werkte in een bar, en was totaal niet bezig met mijn werk naar buiten te brengen, laat staan commercieel te denken. Niet dat ik onzeker was over wat ik maakte; het was gewoon niet aan de orde. De norm is dat de meeste kunstenaars niks verkopen en arm blijven (lacht). Bovendien maakt verkopen mij au fond niet uit: als ze mij morgen op een onbewoond eiland droppen, beeldhouw ik nog altijd. Ik moet, het is bijna dwangmatig: als ik niet beeldhouw, voel ik me niet goed.
“Op een gegeven moment organiseerde mijn vader met mijn twee broers een groepstentoonstelling, bij hem thuis. Ik hielp mee op te stellen en te organiseren, en helemaal op het eind heb ik mijn werk daar zo’n beetje bij gezet en gehangen. Er bleek wel wat interesse, en mensen vroegen zelfs naar een prijslijst (lacht) – die had ik niet, maar ik voelde wel: hier zit iets in.
‘Ik voelde me al een succesvol kunstenaar nog voor ik één beeld had verkocht. Ik was vrij en deed wat ik wilde doen’
“Ik heb met mijn cafébaas afgesproken een paar maanden vrij te nemen, om te focussen op mijn beeldhouwwerk en alles errond. Galerijen aanschrijven, op zoek gaan naar expo’s. Die paar maanden werden een half jaar, en uiteindelijk ben ik nooit teruggekeerd naar dat café. Vandaag leef ik volledig van de kunst, en ben ik naast het beeldhouwwerk natuurlijk veel met randzaken bezig. Contacten onderhouden, afspraken regelen, de logistiek na de verkoop van mijn werk, de financiële kant van de zaak in de gaten houden, e-mails beantwoorden: die hele praktische kant komt er nu bij, met als gevolg dat ik minder tijd doorbreng in mijn atelier.
“Maar ik ben niet bang om commercieel te denken, en het cliché van de kunstenaar die op zijn wolk zit in een flow – dat is echt een cliché (lacht). Ik heb geen ritueel nodig om in de stemming te raken, en ik kan een werk makkelijk laten liggen, even iets anders doen, en dan verder werken. Ik heb ook geen aha-momenten, zo van: ik moét nu aan het werk, want ik heb een idee. Er ligt geen schetsboek naast mijn bed voor nachtelijke ingevingen.
“Dat zakelijke aspect bij beeldhouwen zit ook in de luxe in edities te kunnen werken. Dat wil zeggen dat de originele werken, waarin bij manier van spreken het zweet van de kunstenaar hangt, bij mij kunnen blijven. Ik verkoop enkel de edities ervan, in een beperkte oplage weliswaar. In Frankrijk staat dat in de wet: je mag maximaal twaalf edities van een origineel verkopen. Hier is de grens minder zwart-wit, maar een klant wil natuurlijk geen beeld waarvan eindeloos veel versies zijn gemaakt – op die grens tussen commercieel en té commercieel moet je spelen.”
Builder’s block
“Als je leeft van de kunst, zit er plots een zekere noodzaak in je werk, maar ik heb geen angst dat de inspiratie plots opdroogt. Er komt altijd wel iets, en zeker omdat de Griekse oudheid waaruit ik put, een eindeloze schat aan inspiratie biedt. Dáár is voor mij de westerse beeldhouwkunst gestart, en er is nog zoveel te ontdekken. Ik ben net terug van een reis naar Griekenland, gewoon om de lucht daar op te snuiven, rond te kijken, me onder te dompelen in die cultuur. Het gaat niet vervelen, ook omdat ik verbinding voel tussen die Griekse figuren en de wereld vandaag. De fitness is mijn tweede werkplek, en wat ik daar zie, is wat vroeger ook zo was: het lichaam paraat maken. Fit zijn, fysiek in orde, klaar om te gaan vechten. Als ik het zo bekijk, werk ik misschien inderdaad aan een soort Grieks grotesk leger (lacht), maar dat was toen zo: met een grasspriet konden ze in de arena niet veel doen, hé.”
Vrij
“Ik heb mezelf al een succesvol kunstenaar genoemd nog voor ik één beeld had verkocht. Gewoon, omdat ik vrij was, en deed wat ik wilde doen. Hoe bekend een kunstenaar ook wordt: die vrijheid is voor mij het allerhoogste. Het is een interessant gegeven: iedereen begint vrij. Dan volgt het soort succes dat verraderlijk is: je hangt bij goede galerijen en wordt goed verkocht, maar je moet produceren, en liefst het soort werk waar de markt naar vraagt. Vrijheid is dan plots relatief, want je bent voor een deel afhankelijk van je opdrachtgevers. De volgende stap is zó beroemd worden, dat bij wijze van spreken het stuk papier waarmee je je gat afveegt, verkoopbaar is. Heel dat traject moet je afleggen, om dezelfde vrijheid te verwerven als toen je begon. Gewoon spelen, experimenteren, doen waar je zin in hebt: dat is voor mij succes.
“Geld is geen drijfveer, en zeker niet de definitie van succes. Eerlijk? Ik droom van genoeg geld om een villa te kopen op een berg in Griekenland, met een gigantisch atelier eraan. Maar als er geen geld is, dan niet. Dan ga ik terug in het café werken. Het einddoel is niet rijk zijn, of wereldberoemd. Mijn ambitie is een betere kunstenaar te worden dan ik vandaag ben.”
Info over expo’s en werken: floriantomballe.com
Florian Tomballe (°1988)
woont en werkt in Antwerpen. Samen met zijn vriendin heeft hij een zoontje, Romeo.
Hij behaalde een master beeldhouwkunst aan de Koninklijke Academie in Antwerpen en exploreert in zijn werk het menselijke lichaam.
Zijn stijl combineert kubisme met elementen uit het oude Griekenland, met name de Griekse kouroi.
Hij haalt inspiratie uit het werk van Bracke, Picasso, Permeke en het Vlaams expressionisme en modernisme.
door Els Keymeulen beeld Vincent Van den Dries
Styling & productie: Jan A.R. Bries
Meer lezen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier