Meer dan dertig jaar geleden begon Atelier Vierkant met een serie vierkante plantenbakken. Vandaag is het een internationaal familiebedrijf met een uitgepuurd DNA. “We hebben de dingen altijd atypisch aangepakt.”
Anderhalf uur gesprek hebben we er op zitten in de showroom van Atelier Vierkant, wanneer Dries Janssens me meeneemt naar het aanpalende atelier. De ene luchtige werkplek naast de andere, waar honderden plantenpotten, keien en andere objecten van Atelier Vierkant gecreëerd, gedroogd, gebakken, afgewerkt en uiteindelijk ingepakt worden. Allemaal objecten met een ziel, klaargestoomd in de buurt van Oostende. Met bestemming Dubai, Tokio, Seattle of Zuid-Afrika, om er maar enkele steden uit te pikken. “Het is vooral hard werken”, zegt Dries. “Wie hier langskomt, denkt een artisanale pottenbakkerij aan te treffen en beseft niet dat het intussen zo groot is geworden. We maken 700 potten per week en onze klanten wonen over de hele wereld.”
‘Van kinds af aan is het erin gelepeld om kwaliteit boven kwantiteit te verkiezen’
Dries is samen met zijn twee broers Ward en Bert opgegroeid tussen de vierkante plantenbakken die zijn ouders, Willy Janssens en Annette Lantsoght, meer dan drie decennia terug op de markt brachten. Ze waren toen absolute pioniers met hun unieke vormentaal, want niemand geloofde in vierkant, rond was de doorsnee. Vandaag is de tweede generatie aan zet. Terwijl mama Annette de drijvende kracht is in de designafdeling, en samen met Stéphanie Busard nieuwe collecties bedenkt, verdelen de broers de taken in het bedrijf: Dries zoekt graag klanten op en zet de strategie uit, samen met Ward, die zich ook over de organisatie en de financiën buigt, terwijl Bert de productie aanstuurt en het technische aspect in de vingers heeft. Alle vijf zijn ze vaak in het atelier te vinden. Met de handen in de klei. Samen met een heel internationaal team van meer dan vijftig medewerkers.
Tijdens de laatste editie van Milan Design Week hadden jullie een eigen stand op de beurs Salone del Mobile, maar ook een plek in de showroom van Paola Lenti. Wat drijft jullie om in zee te gaan met bepaalde designers of architecten?
Dries. “Een meerwaarde kunnen geven. Een object van bij ons kan maar mooi zijn als het past in een totaalconcept. We denken na over het ruimtegebruik, over de functie van het item in de ruimte. Dus is de dialoog met de architect, de winkelier of de projectontwikkelaar cruciaal. We hebben nooit gezocht naar verkopers of agenten die voor ons op de baan zouden kunnen gaan en voor extra verkoop zouden kunnen zorgen. Het gaat ons vooral om de liefde voor het product. We blijven als bedrijf graag onder de radar. We hebben geen nood aan een bazookastijl.”

Jullie spenderen geen centen aan advertenties, maar wel aan een indrukwekkende beursstand in Milaan en aan mooie magazines en boeken, die de vele projecten tot hun recht laten komen.
Dries. “Aan een mooie stand op het Salone gaat een hele zoektocht vooraf. We willen daar elk jaar een mooi concept neerzetten. We staan daar niet om bestelbonnen in te vullen. De magazines en de boeken maken we graag. Het laat ons toe om ons verhaal te schrijven. In woord en beeld. Het is onze manier ook om dingen vast te leggen. Is dat allemaal nodig? Nee. Maar we blijven het wel doen. Zag je trouwens dat we zelfs Japans papier gebruiken?”
Is dat iets wat jullie van thuis uit hebben meegekregen?
Dries. “Van kinds af aan is het erin gelepeld om kwaliteit boven kwantiteit te verkiezen. We hebben altijd goesting gehad om het op die manier te doen en er zelfs veel moeite voor te doen. Het is een uitdaging om een pot te realiseren met een diameter van pakweg 2 meter. Ook al beseffen we dat het mogelijk is dat het niet direct lukt, en dat we het een paar keer zullen moeten overdoen. Nogmaals: niet alles wordt hier bepaald door een economisch gegeven.”

En toch werkt het. Ook door het design allicht. Er zijn vandaag veel potten op de markt, zeker in het hogere segment, maar jullie DNA is duidelijk: uitgepuurd, sober, rijk in zijn eenvoud.
Dries. “Ons ma (Annette, nvdr) werkt vanuit de buik. Niet echt in functie van wat het publiek al dan niet wilt. Onze klanten vragen ons iets en wij werken in samenspraak aan een product of stellen iets uit de collectie voor. Bij al die ambassadeurs – zo noemen we hen – verdedigen we onze producten. Maar we stellen altijd de vraag: passen die potten daar wel? Wij blijven speuren naar het juiste object voor die specifieke plek in de ruimte die we voorgeschoteld krijgen. Dat kan een tuin of een terras zijn bij iemand thuis, maar evengoed een publieke ruimte, een hotel of restaurant.”
Jullie klanten zijn dus al lang niet meer de bloemist of de winkelier van in de begindagen.
Dries. “Die zijn er nog steeds, zeker de ondernemers die weten wat wij kunnen en die niet doen wat iedereen doet. Maar we werken evengoed samen met landschapsarchitecten die over de hele wereld projecten hebben. We zien hen niet als commerciële contacten. Ze weten hoe we te werk gaan. Hoe we telkens grenzen opzoeken. Loopt er al eens iets mis, dan is dat geen aardverschuiving.”
Hoe belangrijk is de prijs?
Dries. “In het hogere segment speelt dat minder mee, maar we streven toch naar een aanvaardbare eindprijs. Precies daarom mogen er niet te veel tussenpersonen in het spel zijn, anders drijft dat de prijs de hoogte in, en dat willen we niet.”

Vertel eens hoe het er in het atelier dagelijks toegaat.
Ward. “Dat is samenwerken. Een groot deel van het team werkt hier langer dan tien jaar en heeft het metier in de vingers. Of ze nu klei aan de binnenkant van de moule aanbrengen, of in de droogruimtes aan het werk zijn. Iedereen is hier vakman en legt zijn eigen ziel in een object. Het is een heel internationaal team: we hebben mensen uit Mexico, Roemenië, Cuba, Polen, Senegal, Iran, Kazachstan, noem maar op. De culturele verschillen vlakken af als je op zo’n intense manier samenwerkt. Dat voelt aan als een extra dimensie. We verenigen hier mensen.”
Jullie zijn altijd in België blijven produceren. Nooit getwijfeld om het verder te gaan zoeken?
Ward. “Als een object hier uit de oven komt, dan komt het tot leven. Je ziet gewoon dat er handwerk aan te pas gekomen is. Haal je het van een palet uit een vrachtwagen die van ver komt, dan is dat toch een ander verhaal. We hebben gespeeld met het idee om in Hongarije, Oekraïne, India, Peru of Portugal te produceren, maar we hebben het toch niet gedaan. Integendeel, we openen binnenkort een tweede productie-unit in Ninove. Dat is die atypische kant in ons. De loonkosten in België zijn wat ze zijn, maar wij kiezen toch voor het ambacht dat we hier met z’n allen in de vingers hebben. Alles van Atelier Vierkant wordt gemaakt door mensen die dagelijks met klei in de weer zijn. Dat laat toe dat we samen kunnen ontwikkelen en dat ook onze medewerkers voeling hebben met hun product en waar het straks naartoe gaat. Is dat een adres in Seattle, een Japans hotel of een private lodge in Kenia: we vertellen hen waar hun werk terecht komt. Soms met naam en toenaam. En dat zorgt voor betrokkenheid en trots.”
Jullie zijn als broers zijn zo’n twintig jaar geleden in het bedrijf gestapt. Wanneer hebben jullie gemerkt: we hebben iets heel moois in handen?
Ward. “Ik denk dat we dat allemaal wel al wisten, maar dat we beseften dat we het bedrijf naar een nog hoger niveau konden tillen. De versnelling is gekomen rond 2008, toen we van de originele plek in Brugge naar Beernem verhuisd zijn. Die plek was zelfs meteen te klein. We dachten dan in Slovenië te gaan produceren, maar hebben op het laatste moment, bij de notaris nog wel, beslist af te zien van die stap. Dan kregen we de mogelijkheid hier in Oostende te bouwen. En we hebben nog ruimte om uit te breiden.”

Is het adjectief Belgisch in dat verband een pluspunt?
Ward. “Daar kun je inderdaad veel over zeggen. Moet je het product hier dan ook maken, of kun je gewoon zeggen: ‘designed in Belgium’, wat de meeste fabrikanten doen? Eerlijk: we zijn erg blij dat we in België kunnen werken, maar ik denk dat de klanten ons product vooral kopen omdat het kwaliteit uitstraalt en tijdloos oogt.”
Wat betekent klei voor jullie persoonlijk?
Dries. “Tot de basis komen. Met je handen creëren. Het is een vorm van bezinning. Ik verplicht mezelf ertoe dagelijks zo’n twee uur in het atelier bezig te zijn. Ik heb jaren met mijn hoofd in de boeken gezeten en zowel Franse als Italiaanse literatuur verslonden. Dit is een ander leven. Geen nine-to-five-job uiteraard. Een leven met een heel volle agenda, maar ook een leven in een familiebedrijf.”
Is dat ook een belangrijk aspect van het succes?
Dries. “Hoe dan ook zit de familie heel verweven in dit verhaal. We zien elkaar voortdurend. Maar we kunnen ook van mening verschillen en over een bepaalde aanpak heftig discussiëren. Om nadien weer de neuzen in dezelfde richting te zetten en vooral samen verder te doen. Maar de basis is er: we zien elkaar graag.”
Een dag na de afspraak in Oostende krijg ik alsnog een telefoontje van Annette. Ze wilde niet meteen op het voorplan treden – de tweede generatie is aan zet – maar ze wil wel nog even dieper ingaan op het aspect van de creatie. Elk voorjaar lanceert Atelier Vierkant een nieuwe collectie. “Maar je rondt een collectie af en meteen zitten er al nieuwe dingen in je hoofd”, zegt ze. “Al doende ga je steeds verder. Want het stopt nooit. We maken hoe dan ook niks wat we zelf niet graag zien. Soms gebeuren er verrassende dingen op momenten dat je het niet verwacht, net voor een deadline bijvoorbeeld.”
Na al die jaren weet ze dat niet alles meteen lukt en dat er dan plots toch een bestseller opduikt die mooi en relevant blijft. “Zonder de talenten van onze jongens zouden we niet staan waar we vandaag staan”, zegt ze nog. En ook: “Zij hebben op ons vertrouwd en wij op hen.”