Bouwen aan morgen: zo ziet de architectuur van de toekomst eruit
Architectuur zal in de toekomst steeds vaker bijdragen aan hoe en wat we eten. Bereid je voor op serres in het midden van de stad, verticale boerderijen en futuristische complexen waar planten geteeld worden zonder vruchtbare aarde.
Wie af en toe met de trein langs de rand van eender welke stad rijdt, is er zeker mee vertrouwd: stadstuintjes. Hele lappendekens grond met miniserres en geïmproviseerde tuinhuisjes waar tomatenstruiken groeien en tuinkabouters de wacht houden. Het oogt schattig en gezellig maar is zelden esthetisch verantwoord. De oppervlakte van die tuintjes volstaat ook niet om een hele stad te voeden. Dat neemt niet weg dat iedereen moet eten, liefst zo gezond en vers mogelijk, met een minimale ecologische voetafdruk.
De geesten zijn stilaan rijp om niet langer te kiezen voor ingevlogen boontjes uit Kenia, maar voor lokaal en biologisch geteeld voedsel. Hoe speel je dat klaar in een overbevolkte, gebetonneerde stad waar elke vierkante meter grond honderd keer duurder is dan landbouwgrond en er dus nauwelijks plaats is voor velden vol spinazie en koolrabi?
De geesten zijn stilaan rijp om niet langer te kiezen voor ingevlogen boontjes uit Kenia
Landbouw is de oudste industrie in onze geschiedenis. De ui, de aardappel of de avocado die we vandaag klaarmaken, is het resultaat van kennis en ervaring die gedurende millennia is opgedaan door onze voorouders. Het is een industrie die voortdurend in verandering is, omdat de omstandigheden waarin we leven ook altijd in beweging zijn. Vandaag ligt de maatschappelijke focus op klimaatverandering en een groeiend bevolkingsaantal. De Verenigde Naties voorspellen dat we tegen 2050 met bijna 10 miljard mensen zijn, dus eigenlijk hebben we geen andere keuze dan dichter bij elkaar te gaan wonen.
De uitdaging bestaat erin steden te creëren met een levendige buzz en een goede balans tussen commerciële activiteiten, aantrekkelijke woningen én de een of andere vorm van urban farming. Zeker bij de ontwikkeling van nieuwe wijken, maar ook in bestaande, soms achtergestelde steden. Sinds het begin van de 21ste eeuw zie je hoe architectuur en stadsontwikkeling inspelen op de nieuwe behoeften in onze verstedelijkte samenleving. Stedenbouwkundigen focussen dus steeds meer op de integratie van agricultuur in de steden zelf. Die urban-food-architectuur druist in tegen het gangbare, individualistische karakter van steden, door te focussen op het collectieve gemeenschapsgevoel: we moeten allemaal eten.
Geen zonlicht
Een van de nieuwe landbouwvormen die je daardoor ziet opduiken in steden, is vertical farming. Daarbij worden gewassen geteeld in een gesloten systeem, in verschillende lagen bovenop elkaar. Het is een kunstmatige serre binnen in een gebouw, waar je geen zonlicht voor nodig hebt. Ook het gebruik van water, hét grote probleem bij traditionele landbouw, wordt hier ernstig beperkt. Verlaten fabrieken of oude warenhuizen kunnen zo perfect worden heringericht als stadsboerderij. Op die manier wordt een minimale oppervlakte maximaal benut, waarbij de invloed van de seizoenen geen rol speelt. Je kunt het hele jaar door telen, want je gewassen worden niet blootgesteld aan de gevaren die je bij traditionele landbouw wel hebt, zoals overtollige regen of droogte. De cijfers zijn indrukwekkend: onderzoek uit de Verenigde Staten wijst uit dat de opbrengst tien tot twintig keer hoger kan zijn dan bij traditionele landbouw.
In Antwerpen pioniert het team van PLNT sinds enkele jaren met vertical farming in omgebouwde zeecontainers. Hun kruiden en groenten worden geteeld in een uiterst gecontroleerde omgeving, waarin de temperatuur, het licht en de luchtvochtigheid perfect op elkaar zijn afgestemd. Hun oogst wordt gretig afgenomen door ecobewuste restaurants in de stad, zoals And/Or, August en Camion.
Inclusiever ontwerpen
Op het gebied van design hoor je steeds meer stemmen die wijzen in de richting van collaboratie. Een ontwerp, of het nu van een kledingstuk, een object of een gebouw is, staat nooit op zichzelf. Zonder verbinding met de omgeving heb je een lege doos. Culturele wijsheid, technologie, de staat van onze planeet, de mens: alles is onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Oude warenhuizen kunnen perfect worden heringericht als stadsboerderij
Neem een voorbeeld aan het Climavore-project, een internationaal platform waarin boeren, chefs, vissers, biologen, antropologen, genetici, oenologen, bodemdeskundigen en zelfs herders samenwerken om na te denken over hoe we in de toekomst gaan eten. Een landschap waarin maar liefst 37 procent van het totale aardoppervlak wordt ingenomen door veeteelt en landbouw, heeft een vernietigende impact gehad op het klimaat. Dat moet dus anders. Sophie Lovell is een design- en architectuurjournalist die zulke samenwerkingsprincipes graag in de praktijk zou zien bij hedendaagse architectuurprojecten: “Designers moeten veel inclusiever denken en actief meewerken aan ontwerpen waarbij ecologie op het voorplan komt.”
Serretechnologie
Bouwstructuren die we in de toekomst veel vaker zullen zien terugkomen, zijn serres. Ze kunnen perfect worden geïntegreerd op, in of naast bestaande gebouwen. Ze zijn makkelijk te plaatsen en door de transparante look gaan ze perfect samen met de omgeving. Je kunt er de ideale condities in creëren om gewassen te telen, maar ze creëren ook een prettige omgeving voor bewoners die er in koude maanden kunnen vertoeven om te leven en te werken – en je bent ineens beschermd tegen vervuilde stadslucht. Slimme sensoren kunnen licht, vocht, CO2 en temperatuur regelen en zo de optimale omstandigheden creëren voor agricultuur.
Verschillende bedrijven zijn volop bezig met de ontwikkeling van nieuwe, futuristische technieken voor de plaatsing van serres. Een mooi voorbeeld waarbij architectuur en serretechnologie hand in hand gaan, is de inkomhal van Pairi Daiza: een glazen tunnel van twaalf meter breed en zestien meter hoog, waarin planten welig groeien. Bij het Herman Teirlinck Gebouw in Brussel kom je binnen in een indrukwekkend atrium vol begroeiing, waar de grens tussen binnen en buiten vervaagt.
Boomserres
Andere mooie voorbeelden hiervan vinden we onder meer in Parijs. Nature Urbaine is een gloednieuwe urban farm van 14.000 vierkante kilometer boven op het dak van een gebouw bij Paris Expo Porte de Versailles. Hier wordt volop ingezet op aeroponics (het proces waarbij zaden geplant worden in schuim en vervolgens groeien in een vochtige, mistige omgeving, zodat je geen vruchtbare grond nodig hebt) en hydroponics (planten worden gekweekt op water in plaats van in vruchtbare grond). Er zijn meer dan twintig soorten fruit en groenten geplant, met twintig tuiniers die instaan voor de teelt zonder pesticiden of chemische meststoffen.
In Brooklyn, New York, kun je dan weer de avant-garde structuur Glasir van Framlab bewonderen: een futuristische, modulaire boomstructuur van serres. Een vergelijkbaar – nu nog utopisch – project is Superfarm, een zwevende serre in zes verdiepingen op het water.
In Sjanghai, een wereldstad die nu al worstelt met overbevolking, moeten dagelijks 24 miljoen mensen gevoed worden. Ook daar wordt dus grondig nagedacht over nieuwe structuren in de stad, die voedsel toegankelijk en lokaal maken. Sasaki Associates is het bedrijf dat daar een groot masterplan voor heeft gelanceerd: Sunqiao Urban Agricultural District. Tussen het vliegveld van Sjanghai en het centrum van de stad zou een gigantisch district komen waar wordt gebruikgemaakt van ‘stadsvriendelijke’ teelttechnieken: algenboerderijen, zwevende serres, groene muren en verticale zaadbibliotheken. Maar de visie van het bedrijf gaat verder dan dat: de boerderijen moeten niet louter in voedsel voorzien maar een dynamisch laboratorium zijn waar innovatie, educatie en interactie met de omgeving cruciaal zijn.
Maïstegels
Ook de productie van bouwmateriaal krijgt steeds vaker een ecologisch tintje, dat zelfs rechtstreeks gelinkt is aan de agricultuur. De start-up Circular Matters, opgericht in een labo van de KU Leuven, heeft een methode ontwikkeld om planten te transformeren tot duurzame materialen. Een van de toepassingen zie je bij CornWall van het Nederlandse bedrijf StoneCycling. Zij verwerken maïskolven, waarvan de korrels gebruikt zijn in de voedingsindustrie, tot muur- en vloertegels. Maïs is een logische keuze: het is een van de meest geteelde gewassen op aarde, met tegelijk ook het grootste restafval. De tegels zijn bio-afbreekbaar én recycleerbaar, met een hedendaags design van Studio Nina van Bart.
Ook de productie van bouwmateriaal krijgt steeds vaker een ecologisch tintje
Ook in Italië zie je die trend. Bezoekers van de fashion week in Milaan konden deze lente de installatie The SunRice bewonderen: een beeld dat ontworpen is door de Italiaanse studio Carlo Ratti Associati, in samenwerking met architect Italo Rota. Het is opgebouwd uit artificiële stenen, geproduceerd met afval van rijstplanten. Het bedrijf achter die techniek is de Milanese start-up Ricehouse. Het materiaal is oersterk en kan eveneens dienen als bouwmateriaal. Zo krijgt één ingrediënt meerdere toepassingen, van op je bord tot in het ontwerp van je huis.
Door Evelien Rutten
Lees meer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier