AI mag geen excuus zijn om talent aan de kant te schuiven, maar moet een hulpmiddel zijn om talent sneller te laten bloeien.
Jonge starters in het bedrijfsleven worden vandaag bedreigd. Niet door een lastige baas of een hypercompetitieve arbeidsmarkt, maar door een onzichtbare concurrent die nooit slaapt, nooit klaagt en eindeloos schaalbaar is tegen een prikje: artificiële intelligentie (AI). De automatisering treft vooral de junior profielen. De taken waar juniors traditioneel hun eerste meters mee maakten – research, eenvoudige analyses en drafts maken, eerste ontwerpen schetsen, klantenvragen beantwoorden – zijn precies die taken die AI-systemen het snelst overnemen.
Een Stanford-studie toonde aan dat de werkgelegenheid voor twintigers sinds de doorbraak van generatieve AI eind 2022 in AI-gevoelige sectoren met 6 à 13 procent is teruggevallen. Dat was in 2022, nog voor de echte doorbraak van AI. Vooral softwareontwikkeling, klantenservice en administratie zijn kwetsbaar. Het zijn net die sectoren waar junior profielen traditioneel hun leertraject starten. Wie vandaag zijn loopbaan in coding of support wil opbouwen, ziet zijn eerste opstapjes al ingekort nog voor hij eraan begonnen is. Zeker als je ziet wat agentic AI – bots die zelfstandig taken uitvoeren op commando – voor de bedrijfswereld in petto heeft.
Voor bedrijven klinkt dat misschien efficiënt. Waarom zou je drie juniors aannemen als één senior met een AI-toolkit dezelfde output kan leveren? Maar er schuilt een gevaar in. Als je geen nieuwe generatie meer opleidt, waar komen dan de seniors van morgen vandaan? Een bedrijf zonder instroom van jonge krachten is als een voetbalclub die beslist geen jeugdspelers meer te trainen. Je wint misschien een match op korte termijn, maar verliest de competitie op lange termijn.
Daarnaast valt ook deze eigenaardigheid me op: terwijl AI belooft onze productiviteit te doen skyrocketten, blijven de macrocijfers opvallend vlak. Sommige experts spreken van een productiviteitsparadox. Er zijn tientallen AI-tools, de ene al spectaculairder aangekondigd dan de andere, maar die vertalen zich vooralsnog nauwelijks in reële productiviteit. Het zou een kwestie van tijd zijn, zeggen de optimisten. Implementatie vergt nu eenmaal een aanpassing. Maar toch, verliezen jonge profielen straks hun banen aan technologie die zogezegd alles sneller en beter maakt, terwijl de samenleving er als geheel voorlopig geen noemenswaardige productiviteitswinst voor terugkrijgt?
Misschien moeten we de oefening omdraaien: AI heeft het potentieel om juniors juist te versterken, op voorwaarde dat bedrijven er bewust mee omgaan. Een starter die naast een ervaren mentor ook een slimme AI-assistent krijgt, kan sneller leren, meer context meekrijgen en met meer vertrouwen stappen zetten. Toch is het voor een professional belangrijk ook zonder AI je plan te leren trekken. Onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat wie te veel vertrouwt op AI om research te doen, minder van die research onthoudt of zich eigen maakt. Wie expertise wil opbouwen, bouwt die dus het best nog altijd zelf op.
De vraag ‘wie redt de junior profielen?’ is dus niet louter retorisch. Het is een keuzevraag. Bedrijven kunnen starters integreren in hun AI-strategie. Beleidsmakers kunnen beslissen instroompaden te garanderen. Misschien zijn dat wel de echte productiviteitscijfers waar we naar moeten kijken: hoeveel jonge mensen groeien uit tot sterke professionals? Hoeveel kennis en ervaring geven we door? Technologie kan veel, maar ze kan geen generatie opleiden. Dat kunnen alleen wijzelf. En dus: wie redt de junior profielen? Hopelijk wij allemaal, door te beseffen dat AI geen excuus mag zijn om talent aan de kant te schuiven, maar moet een hulpmiddel zijn om talent sneller te laten bloeien.
De auteur is publicist, ondernemer, eigenaar van het executive-communicatiebureau Think Ahead Inc en onderzoeker bij de denktank Itinera. (www.juliendewit.be)