Anne Snick
‘We zijn allemaal Oppenheimer’
We kunnen ons niet voorstellen dat de economie in 2030 ethische principes boven financiële winst zou stellen. Maar aan die omslag wordt hard gewerkt.
Planetaire aftakeling is niet langer alleen een scenario in wetenschappelijke rapporten. Klimaat- en milieurampen halen dagelijks de media. Boven ons hoofd hangt een gigantische CO2-bom die in slow motion aan het ontploffen is. Die bom is het product van ons economische systeem en onze materiële levensstijl; we zijn met z’n allen Oppenheimer. Ecologische alarmsignalen brengen ons nauwelijks tot inkeer. Zodra de covidcrisis onder controle was, gingen we terug naar business as usual. Dat de kans op pandemieën groeit naarmate de biodiversiteit aftakelt, nemen we erbij: investeren in natuur brengt geen geld op. Al smeken de jonge generaties om het leven op aarde te redden, de economische machinerie blijft gericht op groeiende productie en consumptie, wars van fysische limieten. Wat drijft ons toch?
Vorig najaar volgde ik aan de Brusselse businessschool ICHEC een masterclass sustainable finance voor professionals uit de financiële sector. Een prof onthulde met harde cijfers de schade die het geldsysteem aan mens en planeet toebrengt, waarop een bankmedewerker opmerkte: “Ik ben geen crimineel.” Economische actoren kunnen inderdaad met de wet aan hun kant mens en natuur als resources exploiteren voor aandeelhouderswinst. Ook Oppenheimer brak geen wetten toen hij de bom maakte die tienduizenden de dood injoeg, maar zijn geweten kwelde hem wel. Soms gaapt er een kloof tussen recht en rechtvaardigheid, en dat vraagt ook vandaag om aandacht.
Dat ons gedrag ecologisch en sociaal leed veroorzaakt, wordt verhuld door de afstand tussen daad en gevolg, tussen dader en slachtoffer. Het gaat om een complex samenspel van factoren dat levende systemen ontwricht, niet om directe causale verbanden. We vragen ons zelden af of ons pensioenfonds in fossiele sectoren belegt, en of onze kleren niet door mensonwaardige arbeid zo goedkoop zijn. Als je kunt aantonen dat je niet weet dat je gedrag iemand kan doden en niet de intentie hebt om dat te doen, ga je vrijuit voor moord. Achter onwetendheid kunnen we ons echter steeds moeilijker verschuilen. Jaren geleden al leerde ik op school dat om een kilo vlees te produceren zeven kilo graan nodig is, en dat er minder hongerdoden zouden zijn als wij minder vlees aten. Die kennis veranderde mijn eetpatroon voorgoed. We wéten nu dat ecologische ontwrichting en menselijk leed de keerzijde van onze welvaart zijn. Ook al is dat een gedeelde en indirecte verantwoordelijkheid, de roep om rechtvaardigheid groeit.
In Frankrijk werd in 2021 de Convention d’Entreprises pour le Climat (CEC) gelanceerd, die de cultuuromslag van een extractieve naar een regeneratieve economie voor 2030 wil maken. De eerste editie bracht managers bijeen uit meer dan 150 bedrijven om samen nieuwe bedrijfsmodellen binnen de planetaire grenzen te ontwikkelen en economisch succes te herdefiniëren. Een groep Zweedse ondernemingen, geleid door een vermogensbeheerder die 223 miljard Zweedse kronen beheert, steunt de Ecocide Law Alliance en eist internationale wetten tegen zware milieucriminaliteit. Sommige ethische banken geven toekomstige generaties en inheemse volkeren een stem in hun bestuursorganen. Wereldwijd zijn er regio’s die de natuur als rechtspersoon erkennen. Er beweegt veel. Ooit kwamen de suffragettes op straat om politieke rechten voor vrouwen te eisen. Vrouwen die zich met het patriarchale vrouwbeeld van Kinder, Küche, Kirche hadden geïdentificeerd, vonden die eis schandalig. Nu gendergelijkheid in de wet staat, kun je je moeilijk voorstellen dat iemand daar ooit tegen kon zijn. Vandaag kunnen we ons ook niet voorstellen dat de economie in 2030 ethische principes boven financiële winst zou stellen. Maar aan die omslag wordt hard gewerkt. Misschien raakt de bom nog tijdig ontmijnd.
De auteur is systeemdenker en lid van de denktank Club van Rome
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier