We zijn een samenleving geworden die gewone fricties die bij het leven horen, behandelt alsof ze defecten zijn.
‘Vermoeidheid’ heet nu ‘burn-out’. ‘Verdriet’ is een ‘trauma’. ‘Twijfel’ is een ‘identiteitscrisis’. ‘Temperament’ wordt ‘toxisch’ genoemd. Ben je onzeker? Dan zoek je een coach. We herdoopten wat ooit een gewoon deel van het leven was tot iets waarvoor een interventie, een label of een protocol nodig zou zijn.
Ook ‘even doorduwen’ wordt als problematisch gezien. Alles moet tegenwoordig in het groen blijven: balans, welzijn, grenzen, energie. Alsof elke disbalans een bewijs is dat je iets verkeerd doet. Terwijl het leven soms gewoon even een piek vergt: een periode waarin je meer geeft dan gezond is, omdat er iets op het spel staat – een bedrijf, een kans, een droom. Er is een verschil tussen roofbouw en toewijding, tussen jezelf voorbijlopen en doelbewust een sprintje trekken. ‘Balans’ betekent dat je in het midden uitkomt – ook als je af en toe bewust naar een uiterste gaat.
Dat doet iets met een samenleving. Als alles problematisch wordt, hoef je bijna niets nog te verdragen. De reflex wordt “dit zou niet mogen gebeuren” in plaats van “dit hoort er soms bij”. En zodra iets een ‘probleem’ heet, verplaatst de verantwoordelijkheid zich automatisch van het individu naar het systeem. Werkgever, overheid, partner, beleid: iemand anders moet het oplossen. Op de werkvloer moet de baas de kwetsbare werknemer beschermen tegen het harde corporate bestaan. Maar het is niet de taak van de werkgever om het leven van een werknemer makkelijk te maken. Een goede baas daagt uit en helpt wie in zijn of haar bedrijf werkt te groeien.
Nog een trend: de professionalisering van het ongemak. Er is een hele economie gegroeid van therapeutische taal, welzijnsprogramma’s, coping-content, hr-werkvormen, coaches en protocollen – allemaal gericht op het reduceren van wat eigenlijk de ruggengraat van een volwassen leven is: frictie verdragen en blijven functioneren. Het effect is een cultuur die mensen bevestigt in hun kwetsbaarheid, maar hen niet sterkt in hun vermogen om ermee te leven. We verwarren erkenning met emancipatie. Iets benoemen is niet hetzelfde als het aankunnen. Voor benoemen is taal nodig; voor aankunnen ervaring.
Het echte gevaar schuilt in de normalisatie van vermijding. Een generatie die leert dat alles wat schuurt af te kappen valt, zal nooit leren dat karakter ontstaat in het stuk ertussenin: doorzetten, corrigeren, opnieuw proberen, verdragen dat je niet meteen bevestigd wordt. Geen enkele historische vooruitgang is voortgekomen uit comfort. De moderniteit is gebouwd door mensen die spanning verdroegen, niet door mensen die haar problematiseerden.
De problematisatiecultuur devalueert bovendien echte problemen. Wie alles een trauma noemt, heeft geen taal meer over voor echte trauma’s. Wie in elk conflict een misstand ziet, ziet geen echte misstanden meer. Een samenleving die frictie ontkent, produceert burgers die niet bestand zijn tegen de realiteit. Opvallend is dat dezelfde generatie die van elk ongemak een probleem maakt, tegelijk roept dat ‘jezelf zijn’ het belangrijkste is – maar dan wel op voorwaarde dat de wereld zich aanpast. Nog nooit eerder eiste een generatie zo luid dat de werkelijkheid zachter moet zijn dan de mens. We hebben veerkracht ingeruild voor comfort en noemen dat vooruitgang.
Het alternatief begint niet bij nog meer therapie, maar bij een cultuurshift. We moeten opnieuw durven zeggen dat moeilijke dingen gewoon bij het leven horen: onzekerheid, conflict, falen, verlies, schaamte, twijfel. Niet alles is te fixen. Veel moet gewoon gedragen worden. Sommige ervaringen vragen geen label, maar karakter. Niet elk ongemak vraagt beleid, therapie of taal. Soms vraagt het gewoon menselijkheid – die ene menselijke skill die je niet leert via coaching, boeken of protocollen.
De auteur is publicist, ondernemer, eigenaar van het strategisch consultingbureau Think Ahead Inc en onderzoeker bij de denktank Itinera. www.juliendewit.be