De meeste ondernemers die ik ken, zijn fantastische acteurs en actrices. Alles is altijd oké. Misschien een wat moeilijk jaar, maar “bij ons gaat het nog goed”. Pas als ze je echt vertrouwen, zeggen ze wat ze ook aan andere ondernemers durven te bekennen. De slapeloze nachten over lonen die volgende maand misschien niet betaald kunnen worden, hun huis dat ze in onderpand geven voor een lening in plaats van een te groot deel van hun bedrijf te moeten verkopen aan een geldschieter, en andere zware keuzes zonder enige garantie op succes.
Mijn vrouw is voogd van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen en heeft in de jeugdzorg gewerkt. Ze zag en ziet bij kinderen en adolescenten het effect van extreme, niet-aflatende stress over de meest essentiële zaken ter wereld: eten en een bed in een veilige omgeving. De meeste ondernemers leven gelukkig in veel minder schrijnende omstandigheden. Maar ook zij worden op een andere en minder zichtbare manier blootgesteld aan niet-aflatende stress. En ze gaan er vaak mee om zoals de jongeren die mijn vrouw begeleidt: af en toe wegvluchten van de realiteit en succestheater spelen voor de buitenwereld.
Ondernemers en zelfstandigen zijn niet de grootste slachtoffers in België, en er is ook geen heksenjacht tegen hen bezig. Die klaagzang is vaak te lezen op LinkedIn. Elkaar opjutten voor extra likes is echter contraproductief. De argumenten zijn op zich sterk genoeg om de discussie te winnen. Nu federaal minister van Begroting Vincent Van Peteghem (cd&v) opnieuw de aanval opent op ondernemers met een eigen vennootschap, gaat hij zeer licht over een simpel feit: ondernemers en zelfstandigen nemen meer risico dan een werknemer in vast dienstverband. Voor elk kaderlid met een managementvennootschap, zijn er nog altijd talloze die dat het risico niet waard vinden. Want tegenover een lager belastingtarief staat minder bescherming bij ontslag of ziekte. De meeste ondernemers zijn onderverzekerd tegen zulke tegenslagen.
Ons sociaal systeem is enkel houdbaar met extra groei.
Vooruit-voorzitter Conner Rousseau liet ons tijdens de coronacrisis kennismaken met kassierster Deborah. Zij stond voor hem symbool voor de middenklasse en werd regelmatig opgevoerd. Recentelijk was er nog de uithaal van Vlaams minister Melissa Depraetere (Vooruit) naar rijke advocaten en dokters die aanspraak maken op studiebeurzen en andere sociale voordelen. Ten nadele van de hardwerkende middenklasse. Dat is onnodig polariserend en het helpt de zaken niet vooruit.
De supermarkt waar Deborah kan werken, bestaat alleen maar omdat een ondernemer zich in de schulden gestoken heeft en het aandurft in een sector te werken waar de rendabiliteit zwaar onder druk staat, en waar al bijna vijftien jaar een zware prijzenslag bezig is. In andere sectoren moeten gelijkaardige obstakels overwonnen worden.
Een jonge generatie succesvolle Belgische techondernemers is het volgende AB InBev of argenx aan het bouwen. En eerlijk is eerlijk: die techondernemers komen vaak uit de hogere middenklasse, zijn kinderen van advocaten, artsen, managers of ondernemers. Dat is ook logisch. Het is bijna onmogelijk een succesvol groeibedrijf te bouwen zonder het juiste netwerk en voldoende startkapitaal om de controle in de cruciale opstartfase te behouden.
Denk de managementvennootschap weg en je hebt een pak minder banen in België. De realiteit is dat België elke ondernemer, ook die met een managementvennootschap, broodnodig heeft. Zoals onze hoofdeconoom Daan Killemaes schrijft, is ons sociaal systeem enkel houdbaar met extra groei. De taart – daar is het cliché weer – moet eerst groter worden om ze goed te kunnen herverdelen. Maar groei komt niet vanzelf, die komt er dankzij miljoenen mensen die keihard werken en een minderheid die veel grotere risico’s durft te nemen.
Lees ook: De balans: managementvennootschap is niet enkel fiscaal gunstregime