Marc Buelens
Verplichte leerstof voor een democratisch land
Als burgers beslissen wij mee over ons bestuur. Dat heet democratie, en dat is nog altijd de minst slechte bestuursvorm, het beste schild tegen extreem machtsmisbruik van door God gezonden heersers, vechtersbazen zonder scrupules en dwingelanden met knokploegen. Maar om een supermarktslogan van jaren geleden te parafraseren: democratie moet je elke dag opnieuw verdienen. De verkozenen krijgen al te snel een autocratisch trekje, laten zich verkiezen voor het leven, benoemen vriendjes op de fijnste postjes enzovoort.
Net zoals we als kind moeten leren hoe een vrije markt werkt door vertrouwd te raken met inkomsten en uitgaven, waarschuwingen voor oplichters en lof voor eerlijke handelaars, moeten we leren hoe we onze beslissingen nemen als we ons democratische recht uitoefenen.
Niemand zou mogen stemmen (in theorie) als hij niet weet wat de zelfdienende vertekening is, the self-serving bias. Vraag niet aan je kapper of je haar moet worden geknipt. Vraag niet aan de waarzegster of ze niet uit haar nek kletst. Vraag niet aan een verkoper die alleen op commissie wordt betaald of zijn spul wel goed is. Als je het antwoord zonder meer kunt raden, stel je de vraag beter niet. Weinigen die persoonlijk belang hebben bij een uitspraak zullen de hele waarheid vertellen. Dat is menselijk. Het hemd is nader dan de rok, eerst oompje en dan oompjes kinderen. Psychologen hebben experimentjes opgezet waarbij mensen dachten dat ze op basis van een eenvoudig proefje Caesar of Cicero waren. In werkelijkheid vernam iedereen dat ze Caesar waren. Nadien moesten ze zeven muntstukken verdelen over twee groepen: hoeveel voor de Caesars, hoeveel voor de Cicero’s? Bijna niemand gaf meer aan de Cicero’s.
In de partijpolitiek wordt zowat elk oordeel geteisterd door ‘wat goed is voor de partij, is goed voor het land’.
Laat de meest correcte liefhebbende ouder in alle objectiviteit beslissen wie de laatste plaats in het begeerde vakantiekampje toekomt. Het antwoord zal bijna altijd zijn: mijn kind, schoon kind. De ouder zal voor zichzelf uitleggen: mijn kind verdient dat echt, leeft daar al zolang naartoe, is zo sociaal, en ik heb beloofd mijn uiterste best te doen. Daarbij natuurlijk vergetend dat het andere kind ook hard werkt op school, heel sociaal is en het misschien nog meer verdient, of echt nodig heeft. Uit onderzoek blijkt dat zelfs als we onze uiterste best doen, we onvoldoende kritisch staan tegenover argumenten in ons voordeel, maar wel allerlei moeilijke vragen stellen over de argumenten in ons nadeel. In een gezonde situatie blijft dat binnen de grenzen van het ‘gewone’ en leren we daarmee te leven, maar al te snel wordt onze zelfdienende vertekening vrij ziekelijk. Partijpolitiek is geen gewone situatie, daar wordt zowat elk oordeel geteisterd door ‘wat goed is voor de partij, is goed voor het land’.
De maximale blootstelling aan ziekelijke beslissingen speelt zich af in politieke kabinetten. Hier wil ik in het bpost-dossier met klem de minister tegenspreken die stelde dat er van belangenvermenging helemaal geen sprake kon zijn. Er was hoogstens de perceptie. Maar daar gaat het juist over. Zowat alles in de politiek is perceptie. Als een kabinetsmedewerker in alle objectiviteit een dossier moet beoordelen, ziet die vooral de voordelen voor de eigen achterban en kijkt die bijzonder sceptisch naar tegenargumenten.
Werkt een kabinetsmedewerker niet uitsluitend voor het algemeen belang? Natuurlijk niet, die is er vooral om de minister te helpen, of uit de wind te zetten bij problemen. Hoe ziek dat systeem is, werd de afgelopen weken opnieuw zichtbaar. Men detacheert structureel de belangen naar zo’n kabinet en bouwt een sterk vertekend oordeel voor alle fasen in. Ik zal volgend jaar heel argwanend luisteren naar de beloftes van de politieke partijen: wie belooft formeel dat kabinettengedoe af te schaffen? Ik vrees dat ik het antwoord ken.
De auteur is professor-emeritus aan de Vlerick Business School. Volg mij op www.marcbuelens.com
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier