Als we niet opletten, creëren we een generatie die zich niet verbonden voelt met haar werk, zonder loyaliteit, culturele inbedding en toekomstvisie.
Toen de wereld halsoverkop overschakelde op thuiswerk, werd dat al snel verkocht als een revolutie voor het welzijn en de efficiëntie. Geen tijdverlies meer in de file, geen strakke kantooruren. Voor veel jonge professionals leek het op het eerste gezicht een verademing. Flexibiliteit, autonomie, zelfsturing… eindelijk was het werkende leven geen nine-to-five hamsterwiel meer.
Maar die eerste euforie heeft plaats gemaakt voor een meer genuanceerd beeld. Onder de oppervlakte groeit een ongemakkelijke waarheid: structureel thuiswerken blijkt nadelig voor de generatie die net gestart is met werken. Niet omdat ze niet digitaal vaardig genoeg is, maar juist omdat ze cruciale bouwstenen mist die essentieel zijn voor professionele groei, mentale gezondheid en identiteit.
Een eerste probleem is onzichtbaarheid. Wie net aan zijn carrière begint, moet worden gezien, en zeker op de werkvloer. Niet alleen voor promotiekansen, maar ook om te leren. Zien hoe een senior collega een moeilijke klant benadert. Toevallig een strategisch gesprek meepikken aan het koffieapparaat. De lichaamstaal voelen in een vergadering. Mentoring, normaal een vanzelfsprekend onderdeel van de eerste werkjaren, verschraalt.
eel jonge werknemers geven aan dat ze zich verloren voelen. Niet omdat ze niet willen leren, maar omdat ze niet weten waar ze moeten beginnen. En nog belangrijker: omdat niemand lijkt op te merken dat ze worstelen.
Werk is ook meer dan een takenlijst afwerken. Voor jonge mensen is het ook een manier om hun professionele identiteit te vormen. Wie ben ik in deze rol? Wat ligt mij, wat niet? Waar voel ik mij zelfverzekerd? Dat proces verloopt zelden lineair. Het is een voortdurende wisselwerking met collega’s en de werkomgeving. Thuis, alleen achter een scherm, wordt dat proces vaak gereduceerd tot functionele output. De vraag is niet langer: “Wat leer ik vandaag?”, maar: “Heb ik dat document al doorgestuurd?”
Uit internationaal onderzoek blijkt dat een kwart van de jonge remote workers een achteruitgang in hun sociale vaardigheden voelt. Ze durven zich minder uit te spreken in groep, missen voeling met collega’s en weten niet goed hoe ze zich professioneel moeten profileren. Ook leidinggevenden merken dat jonge werknemers minder snel initiatief nemen, minder zelfvertrouwen tonen en zich moeilijker verbinden met het bedrijf. Nog een probleem: de infinite workday. De laptop gaat aan om 7 uur en uit na 22 uur. Tussendoor: sporadische maaltijden, calls, notificaties, snel nog even dat rapport. De dag is niet meer duidelijk afgebakend. Dat geeft op korte termijn de indruk van toewijding, maar leidt op termijn tot uitputting en vervreemding.
Waarom al die zaken een probleem zijn? De werkvloer is altijd al een plek van overdracht, kennis, cultuur en informele codes geweest. Als jonge mensen daar structureel van worden uitgesloten, verliezen we een cruciaal leerproces. We dreigen een generatie te krijgen die functioneel efficiënt is, maar contextueel ontwapend. Die digitaal wendbaar is, maar sociaal onzeker. Die taakgericht werkt, maar niet weet hoe je een project leidt, een conflict oplost of een politiek geladen gesprek voert. En nog fundamenteler: als we niet opletten, creëren we een generatie die zich niet verbonden voelt met haar werk, zonder loyaliteit, culturele inbedding en toekomstvisie.
Deze column is geen pleidooi voor een terugkeer naar vijf dagen op kantoor. Dat model is terecht ter discussie gesteld. Maar het is wel een oproep tot nuance. Niet elke werknemer heeft baat bij vrijwel fulltime thuiswerk. Zeker jonge professionals hebben nood aan nabijheid, begeleiding en zichtbaarheid. En tot slot: wie deze column goed heeft gelezen, heeft al snel door dat ik het absoluut niet alleen over jonge professionals heb.
De auteur is publicist, ondernemer, eigenaar van het executive-communicatiebureau Think Ahead Inc en onderzoeker bij de denktank Itinera. www.juliendewit.be