In het regeerakkoord staat dat de fiscale behandeling van onderhoudsuitkeringen zou worden gewijzigd. Het komt er nu snel aan, men werkt aan de teksten en de Raad van State heeft er zich al over gebogen. Wat is de stand van zaken?
Iemand die verplicht is op regelmatige basis onderhoudsuitkeringen te betalen, kan 80 procent van dat bedrag aftrekken van zijn inkomen. Bij de ontvanger van onderhoudsgelden zijn die bedragen voor 80 procent belastbaar. Dat is het aloude fiscale principe in de inkomstenbelastingen van de communicerende vaten: als iemand bepaalde kosten mag aftrekken, moet iemand anders de kosten aangeven. De bedoeling is dat dit ongeveer neutraal is voor de schatkist. Maar feitelijk is dat voor onderhoudsgelden vaak niet het geval.
Het onderhoudsgeld wordt dikwijls afgetrokken tegen 50 procent, verhoogd met gemeentebelasting, terwijl het effectief belast wordt tegen een veel lager tarief of zelfs niet belast wordt. De onderhoudsverplichting en de omvang ervan worden mee bepaald door de financiële draagkracht. De alimentatie wordt dus betaald door de financieel sterkere partij, terwijl de ontvanger minder verdient of zelfs niets verdient. Dat betekent dat de aftrek gebeurt tegen een hoger belastingtarief, terwijl de belastbaarheid gebeurt tegen een lager of zelfs een nultarief. Als studerende kinderen bijvoorbeeld een onderhoudsuitkering ontvangen en zij geen andere inkomsten hebben, genieten ze van de belastingvrije som die vaak hoger is dan de ontvangen alimentatie. De fiscale besparing is groot, de fiscale opbrengst is klein. Dat kost de begroting stukken van mensen, terwijl die gesaneerd moet worden.
Daarom zijn de regeringspartijen overeengekomen zowel de aftrekbaarheid, als de belastbaarheid te beperken en dat in dezelfde mate. Omdat de aftrek meer kost dan de belastbaarheid opbrengt, leidt een gelijke beperking van beide tot een grote besparing.
De alimentatie wordt een zwaardere last en de vraag is of iedereen die kan dragen.
De aftrek en de belastbaarheid van 80 procent wordt met ingang van dit jaar, gedurende drie jaar, trapsgewijs met 10 procent verminderd tot 50 procent. De eerste vermindering met 10 procentpunten zal dus al van toepassing zijn op de lopende onderhoudsuitkeringen in 2025. In 2027 komt alles op kruissnelheid en is 80 procent dus 50 procent geworden. Dat geldt zowel voor onderhoudsgelden betaald aan partners als aan kinderen. Een derde maatregel is dat onderhoudsgelden betaald aan inwoners van landen buiten de Europese Economische Ruimte, de Afrikaanse landen bijvoorbeeld, niet meer aftrekbaar en niet meer belastbaar zullen zijn, vanaf de maand volgend op publicatie van de wet. Ook dat zal een grote besparing zijn.
De Raad van State vraagt zich af of de inwerkingtreding op lopende onderhoudsgelden geen buitensporige afbreuk van het vertrouwensbeginsel is. Bij het vastleggen van de alimentatie heeft de rechter of hebben de partijen veelal rekening gehouden met het fiscale regime. Wat kan de betaler netto aan en wat zou de ontvanger netto moeten incasseren? Zo komt een evenwicht tot stand. De familierechtbank kan met die aftrek en belastbaarheid ten belope van 80 procent rekening hebben gehouden om het bedrag vast te stellen. Zo houdt de rekentool voor kinderalimentatie van de familierechtbanken er rekening mee als de ouders informatie aanreiken. Dat kan ook het geval zijn geweest bij echtscheidingen met onderlinge toestemming. De onderhoudsbijdragecalculator van de Gezinsbond hield effectief rekening met 80 procent en was een inspiratie bij onderhandelingen.
Dat financiële evenwicht wordt nu abrupt verbroken door de wetswijziging. Bij de betaler daalt het netto beschikbaar vermogen. De alimentatie wordt een zwaardere last en de vraag is of iedereen die kan dragen. Onderhoudsuitkeringen zullen dus snel tegen het licht moeten worden gehouden en eventueel moeten worden herzien om de draagkracht te herstellen. Familierechters, houd u klaar.