Marc De Vos
‘Hoe komt het dat ons overlegmodel conflict organiseert en dat van Luxemburg consensus?’
Een kleine regio in Europa. Grenzend aan grote buren Frankrijk en Duitsland. Bezwaard met de erfenis van een industrieel verleden. Anders dan Vlaanderen, niet gezegend met een natuurlijke ligging als havengebied. Het zou Wallonië kunnen zijn, maar het is Luxemburg. Vlakbij en toch eerder onbekend en onbemind, ten onrechte. Luxemburg is zowat het rijkste land ter wereld, gemeten aan de economische productie (bbp) per hoofd van de bevolking: afgerond 132.000 euro in 2023, meer dan het drievoudige van Vlaanderen en meer dan het viervoudige van Wallonië.
Het spectaculaire succes van Luxemburg wordt vertekend door een Brussel-effect van internationale pendelaars die in Luxemburg werken maar in andere landen wonen. Maar ook met die correctie en ook gemeten aan de koopkracht blijft Luxemburg de topper die iedereen in België ver het nakijken geeft. Waarom? Op een internationaal symposium vorige week kon ik dat vernemen uit de mond van een kandidaat-premier in de komende Luxemburgse verkiezingen.
Een kleine open economie zonder natuurlijke rijkdommen moet het hebben van talent en van het investeringsklimaat. Daarin is Luxemburg een referentie. Het land heeft decennialang ingezet op hoogkwalitatieve sectoren: vooral banken en financiële dienstverlening, maar ook media, ICT en high-end technologie voor mobiliteit en ruimtevaart. Luxemburg is een magneet. Bijna de helft van de bevolking zijn migranten, vooral kwalitatieve arbeidsmigranten die de groei stutten. Iedereen in het onderwijs leert vier talen, van kindsbeen af: Luxemburgs, Frans, Duits en Engels. Daar gaan onze Belgische oren van tuiten.
“Hoe slaagt Luxemburg erin om zich wendbaar te houden in een economische realiteit die het vooral ondergaat en niet maakt?”, vroeg ik de toppoliticus. En nu komt het: “De sleutel ligt in ons overlegmodel”, aldus de ervaringsdeskundige – overigens van sociaaldemocratische gezindte. “Iedereen in Luxemburg beseft dat we als land competitief moeten blijven om succesvol te zijn. Luxemburg kent een automatische loonindexering. Daardoor is de sociale dialoog constructief en toekomstgericht. Als er een probleem is, komt de overheid tussenbeide met een tripartite-overleg dat een politieke oplossing geeft. In Luxemburg wordt amper gestaakt en niet betoogd.”
Slik. België is Luxemburg in het kwadraat. Samen met Luxemburg kennen wij als grote internationale uitzondering de automatische loonindexering. De vertegenwoordiging van de vakbonden is hier nog veel meer verankerd: in de bedrijven, in de dekkingsgraad van collectieve arbeidsovereenkomsten, in structuren en raden voor permanent sociaal en economisch overleg. Tripartite-overleg met de politiek is hier permanent.
En toch is de realiteit in België totaal het omgekeerde van in Luxemburg. Indexering is hier geen pacificatie, maar een verworven recht op nog meer. Vertegenwoordiging en overleg zijn hier geen methodes voor vrede en vooruitgang, maar voor protest en stilstand. Na Frankrijk behoort België tot de absolute Europese top in stakingsdagen per jaar. Vakbonden leven hier objectief nog meer in de syndicale hemel dan in Luxemburg, maar vinden dat ze in de hel zijn. Nog deze week werd nationaal betoogd voor vakbondsvrijheden.
Hoe komt het dat ons overlegmodel conflict organiseert en dat van Luxemburg consensus? Hoe komt het dat de diagnose van de Luxemburgse kandidaat-premier zo lijkt op die van top-CEO Ronnie Leten, die onlangs over zijn periode aan het hoofd van Atlas Copco de consensus voor competitiviteit in Zweden benadrukte? Wat kunnen wij verbeteren in de structuur, het weefsel en de cultuur van ons sociaal model om te leren van de inspiratie uit Luxemburg? Als we die vraag nu eens in overleg zouden aanpakken, maken we dan geen kans op een doorbraak uit de stilstand?
De auteur is strategieconsultant, verbonden aan de UGent en aan het Itinera Institute in Brussel. www.marcdevos.eu
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier