Danny Reweghs

‘Overheden, heb uw lokale handelaren lief’

Danny Reweghs Directeur strategie Trends Beleggen

Met het eerste kernkabinet van de regering-De Wever kwam deze week officieus het politieke leven in de Wetstraat weer op gang. Op tafel lag meteen het voor de regering bijzonder explosieve Gaza-dossier. Over die kwestie zitten de regeringspartijen, op zijn zachtst gezegd, niet op dezelfde golflengte. Federaal zouden we voor een woelige periode kunnen staan.

Maar ook op het lokale niveau is niet alles peis en vree. In dorpen en gehuchten is het steeds triester gesteld met de lokale handelaren. Vroeger was de aanwezigheid van een bakker, een slager, een kruidenier, een superette, een dorpscafé, een frituur, een bankkantoor met geldautomaat, een krantenwinkel, een wekelijkse markt enzovoort de vanzelfsprekendheid zelve. Nu gaat op het Vlaamse platteland haast geen dag voorbij of een bakker, een cafébaas of een andere handelaar geeft er de brui aan. Het gevolg is dat er amper nog een commerciële, zelfstandige activiteit is in die dorpen. Zelfs voor simpele dingen als brood, melk, een pak friet, de dagelijkse krant, cash geld moeten de inwoners steeds vaker naar de nabijgelegen stad.

Dat is natuurlijk geen typisch Vlaams fenomeen. De verstedelijking is een mondiaal gegeven. Wie deze zomer bijvoorbeeld in Frankrijk en Spanje op vakantie is geweest, heeft wellicht ook spookdorpen gezien, waar geen handelaren meer zijn, en zelfs amper nog inwoners. De jonge gezinnen zijn er allemaal vertrokken, want er valt niks meer te beleven. Dat leidt tot achterstelling en verzuring, en de neiging in het kieshokje extreem te stemmen.

Enkele parlementsleden wensen daar iets aan te doen. Toon Vandeurzen en Kris Declercq (beiden cd&v) hebben het over de Big Five van de dorpskern, naar analogie met de Big Five in Afrikaanse natuurparken. Net zoals bezoekers in zulke parken een leeuw, een olifant, een buffel, een neushoorn en een luipaard verwachten, mogen in de Vlaamse dorpskernen volgens de twee politici een bakker, een slager, een café, een buurtwinkel (of markt) en een plek om geld af te halen niet ontbreken.

De drempel voor een handelszaak op dorpsniveau is onnodig hoog.

Op zich is dat natuurlijk een nobel initiatief. Het is alleen jammer dat de politiek pas nu het belang van lokale economische activiteit inziet. Beter had de overheid op alle niveaus al eerder meer haar best gedaan om de verloedering tegen te gaan. Want die beweging is al heel lang bezig. Vijf of tien jaar geleden zou zo’n actie kans op slagen hebben gehad. Nu is het helaas niet langer realistisch te hopen op een Big Five in alle dorpen en gehuchten. Een lokaal verkooppunt, waar een aantal functies gecombineerd worden, lijkt het hoogst haalbare.

De waslijst aan vergunningen en de hoge administratieve lasten maken de drempel om een handelszaak op dorpsniveau te openen, onnodig hoog. Het is begrijpelijk dat de overheid de consumenten en klanten wil beschermen tegen van alles en nog wat. Maar je kunt de slinger zo hard laten doorslaan, dat er niks meer te beschermen valt, omdat er geen activiteit meer overblijft. En daar zijn consumenten en klanten natuurlijk ook niet bij gebaat.

Ook in de steden zouden onder meer de stedenbouwkundige ambtenaren het best wat vaker meedenken en meegaan in het verhaal van handelaren die er een commerciële activiteit willen beginnen of uitbreiden. Er moet vooral heel veel, en de regels moeten soms tot in het absurde correct worden uitgevoerd. Uiteraard is een handelszaak er in de eerste plaats in het belang van de handelaar zelf en zijn gezin. Maar dat zo’n zaak ook het algemeen belang dient, daar komt de overheid wel rijkelijk laat achter. Het is de hoogste tijd om het beleid rond kleine zelfstandigen grondig bij te sturen. Voor de laatste dorpswinkel de deuren sluit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise