Ondernemers moeten hun kinderen al op jonge leeftijd informeren en betrekken bij het bedrijf.
KUL-professor Johan Lambrecht deed een grootschalig onderzoek naar het economische belang van familiebedrijven. Enerzijds zijn die goed voor een derde van het bbp van ons land en 40 procent van de tewerkstelling. Anderzijds is hun productiviteit en financiële kennis vaak ondermaats en wachten ze te lang om werk te maken van de opvolging.
Omdat familiebedrijven de motor van onze economie zijn, is het cruciaal dat ze die uitdagingen aanpakken. De onlangs overleden ondernemer Willy Naessens ging daar al vroeg mee aan de slag. Hij trok externe managers aan, zodat zijn buikgevoel een klankbord vond in hun strategische en financiële expertise, en hij bereidde zijn opvolging decennialang voor.
Dat voorbeeld verdient navolging, zeker omdat zowat de helft van familiebedrijfsleiders een 55-plusser is. Veel van hen hebben er nog geen idee van aan wie ze het bedrijf zullen overlaten. Als ze er nog lang mee wachten, zijn ze wellicht te laat om nog een gunstige overdracht te regelen.
Familiale bedrijven moeten veel sneller werk maken van de opvolging. Het is een proces dat al begint bij de geboorte van de kinderen van de ondernemer. Door hen al jong te informeren en te betrekken bij het bedrijf, zijn de kansen groter dat het emotionele proces van de successie tijdig en goed kan worden afgesloten.
Maar evenzeer moeten ze ervoor zorgen dat iedereen die een rol heeft in het familiebedrijf over voldoende financiële kennis beschikt. Zoals professor Lambrecht zegt: “Omzet is ijdelheid, winst is gezond verstand, maar cash is realiteit.” Dat inzicht in financiële parameters, zoals de behoefte aan werkkapitaal en het beheer van kasmiddelen, laat in familiale kmo’s nog vaak te wensen over.
