Koen Van Duyse

‘Onze fiscaliteit is te verouderd om een competitieve en innovatieve arbeidsmarkt te doen gedijen’

Koen Van Duyse Columnist

Nu gaat de fiscale wetgeving uit van een carrière in één rechte lijn, van 45 opeenvolgende jaren bij één werkgever, in één statuut en met een voorspelbaar cashpatroon. Dat is natuurlijk al lang niet meer het geval.

Eind september kreeg het boek van Jan Denys, Iedereen aan ’t werk, terecht aandacht in Trends. Niet alleen blikt Denys terug op vijftig jaar arbeidsmarktbeleid, hij stelt ook de vraag ‘en nu?’, doet tien voorstellen voor een betere arbeidsmarkt en nodigt uit tot een debat. Ik kan alleen mijn fiscale bril opzetten en die handschoen opnemen. Onze fiscaliteit is te verouderd om een competitieve en innovatieve arbeidsmarkt met volledige tewerkstelling te doen gedijen. Het zou een boek kunnen worden, maar het worden drie topics uit een lange reeks.

Vlaanderen moet nog een laatste en Brussel en Wallonië moeten nog een reuzenstap doen om tot volledige tewerkstelling te komen. De werkloosheid beperken in de tijd en tijdelijk arbeidsongeschikten sneller activeren zijn voor de hand liggende maatregelen. Zou het geen idee zijn ook de belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten te beperken in de tijd? Dat voordeel is een sociale correctie voor wie het echt nodig heeft, maar vanaf een bepaald moment moet ook daar een euro een euro zijn. Een belastingvoordeel reduceren als incentive om weer aan het werk te gaan.

Jan Denys meent dat Vlaanderen als eerste regio in de wereld voor een ontslagvrije samenleving kan gaan. Werkgevers (en werknemers) ijveren ervoor een meerderheid van de ‘ontslagen’ werknemers meteen naar ander werk te loodsen, zonder werkloosheid, al dan niet gecombineerd met een beëindigingsvergoeding. Waarom hebben we in die samenleving nog een gunstig belastingtarief voor ontslagvergoedingen nodig? Nu bestaat er een afzonderlijk belastingtarief voor ontslagvergoedingen, dat al snel 10 procent lager ligt dan het normale belastingtarief. Dat is rechtvaardig als die vergoeding de periode voor het vinden van nieuw werk overbrugt. Zo wordt een normale belastingdruk gerealiseerd. Het is echter fiscaal onrechtvaardig, als de betrokkene de dag, de week of de maand na het ontslag al ander werk heeft.

Als ik de moeilijkheden lees die Jan Denys in de jaren tachtig had om werk te vinden, herbeleef ik mijn eigen jaren tachtig. Ook het wisselende carrièreverloop loopt parallel. Wellicht daarom sluiten onze gedachten meestal één op één op elkaar aan. De confrontatie van zijn boek Free to Work van 2010 en mijn persoonlijke loopbaan inspireerde me meer dan tien jaar geleden om een aan de arbeidsmarkt aangepast fiscaal beleid voor het opbouwen van aanvullende pensioenen verder uit te werken.

Nu gaat de fiscale wetgeving uit van een carrière in één rechte lijn, van 45 opeenvolgende jaren bij één werkgever, in één statuut en met een voorspelbaar cashpatroon. Dat is natuurlijk al lang niet meer het geval. Daardoor vallen veel beroepsactieven uit de boot om een volwaardig pensioen op te bouwen. Het is niet ondenkbaar – het is zelfs wenselijk – dat de suggestie van Jan Denys voor een persoonsgebonden loopbaan van 15 tot 75 jaar realiteit wordt.

De fiscale opbouw van een arbeidsvorm-, loopbaanpad- en schatkistneutraal aanvullend pensioen kan eenvoudig worden ingepast door de introductie van een fiscale pensioenrekening. In functie van het carrièremoment, de sector en de werkgever, de generationele cashbehoefte, het flexibele loopbaanpad tussen 15 en 75 jaar, de cashmogelijkheden enzovoort wordt via een persoonlijk digitaal maatwerk een volwaardig aanvullend pensioen opgebouwd, waarbij niemand wordt gediscrimineerd. Dat neemt op het gebied van aanvullende pensioenen alle hordes voor de noodzakelijke arbeidsmobiliteit weg en verwijst de problemen voor werkgevers en pensioeninstellingen over de 80 procentgrens naar de prullenmand. Twintig jaar geleden riep ik daar in aanwezigheid van toenmalige minister van Pensioenen Frank Vandenbroucke toe op. De tijd is nu rijp voor een grondige hervorming.

De auteur is partner bij Tiberghien Advocaten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content