Danny Reweghs
‘Onze concurrentiekracht moet een olympisch traject volgen’
Hebt u ook zo genoten van de Olympische Spelen in Parijs? Reikhalzend was ernaar uitgekeken, en de hoge verwachtingen werden ingelost. Het waren sensationele, of zoals IOC-voorzitter Thomas Bach het stelde: “Seine-sationele” Spelen. Al bleek dat ‘zotte’ idee te zwemmen in de Seine, ook bij de triatlon, toch wel riskant. Het ging maar net goed. Maar voor het overige vielen naast de topprestaties ook de iconische locaties op waar de sporters elkaar bekampten, Versailles op kop.
België haalde met tien medailles het beste resultaat van de voorbije honderd jaar op de Olympische Spelen, mede dankzij de massale aanwezigheid van Belgische supporters. Het zal niet snel meer gebeuren dat onze sporters zo stevig ondersteund worden. Onze basketbaldames van de Belgian Cats speelden ‘thuismatchen’ in de voorronde in Rijsel. Die tien medailles moeten we afzetten tegenover de zeven van Tokio (2021), de zes van Rio de Janeiro (2016) en de amper drie (zonder goud) in Londen (2012). In Londen was ons land amper 64ste in de medaillestand, en stond het schaamrood ons op de wangen. In Parijs zijn we toch al opgeklommen naar plaats 25, met ongeveer één medaille per 1 miljoen inwoners. Dat ligt in lijn met de prestaties van vergelijkbare landen.
In de ranglijsten over concurrentiekracht zakken we steeds verder weg.
Tot Londen 2012 omarmde België iets te veel de gedachte dat deelnemen belangrijk is dan winnen. We rukken stevig op, omdat we van een heel laag peil begonnen, maar ook omdat we leren van uitblinkers in topsport als Australië en Nederland. Die landen bewijzen dat het nog een stuk beter kan. Met afgerond één medaille per 500.000 inwoners prijken ze op de plaatsen vier en zes van de medailleranking. Met dank aan een heldere visie, een uitgesproken ambitie, een verregaande specialisatie (bij Australië is dat onder meer zwemmen), een focus op minder ‘concurrentiële’ sporten (bij Nederland zijn dat er onder meer baanwielrennen, hockey, roeien).
Als we kijken naar onze evolutie in de rankings van concurrentiekracht, dan lijkt het wel of we nog in het stadium van Londen 2012 zitten. We zakken in die ranglijsten steeds verder weg en zijn almaar meer een grijze muis. Zo tuimelde België nog liefst vijf plaatsen, naar plaats 18, in de recentste editie van de IMD World Competitiveness Ranking (WCR). Daarmee blijft ons land ver achter de Scandinavische landen en Nederland, precies door een gebrek aan visie, ambitie, specialisatie en focus. België zit daar in het sukkelstraatje. Eigenlijk is het veeleer vijf over dan vijf voor twaalf. Verhalen als ‘Vlaanderen in Actie’, met de ambitie een Europese topregio te worden, zijn een stille dood gestorven.
Van het verbeteren van onze concurrentiekracht moet de nieuwe federale regering, die er weliswaar nog niet meteen zal zijn, nochtans dringend werk maken. Onder meer door het wegwerken van zware handicaps. Het mordicus vasthouden aan het mechanisme van de automatisch index is zo’n zware handicap. Formateur Bart De Wever bewandelt diverse paden om daaraan te sleutelen, zoals u kunt lezen in ons coververhaal van deze week. Met één doel: de concurrentiekracht van onze bedrijven stutten. Vooruit zal dat niet zomaar slikken. Maar als we het tempo van de desindustrialisering van België willen afremmen, valt daar ingrijpen niet langer uit te sluiten. Vooruit-voorzitter Conner Rousseau lijkt ons verstandig genoeg om dat te begrijpen en die hoogwaardige jobs in de industrie niet verloren te laten gaan.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier