De auteur is emeritus professor management aan Vlerick Business School. marcbuelens.com
Elke schrijver is jaloers op de titel die Thomas Friedman ooit bedacht: The world is flat. Friedman bedoelde het nog vriendelijk: bijna alle barrières zijn verdwenen om samen te werken, informatie uit te wisselen of handel te drijven. Hij zag ook bedreigingen voor de lokale werkgelegenheid, maar eerlijk gezegd, wat moet de wereld verkiezen: drie redelijke banen in Polen of Bangladesh of één duur betaalde baan in Vlaanderen? Het is taboe zoiets te stellen, zeker voor een politicus. Eén baan in Vlaanderen is meer waard dan vijf in Bulgarije. Want daar wonen de kiezers niet. Veel politici hebben dat snel begrepen: eigen arbeiders eerst! Zij vertelden graag het verhaal dat de wereld platgestreken was door het strijkijzer van de globalisering. De groenen vertelden ons dat de wereld een tapijt is geworden; iedereen veegt er zijn voeten aan. Een platte wereld, wie moet daar nu van weten?
Minder aandacht kreeg de tweede metafoor. “The world is peaky.” De wereld is stekelig. De wereld ligt al lang in een soort egelstelling, altijd klaar om zich op te rollen, lichtgeraakt, weinig open voor andere standpunten en overtuigd van het eigen gelijk. Raak me niet aan of ik prik. Sommige landen en volkeren specialiseren zich daarin, vraag dat maar aan Herman Brusselmans. Als je zelfs al voor een verkeerd gekozen woord spitsroeden moet lopen, kun je weten wat je kan overkomen als je die landen echt pijn doet. De wereld doet steeds meer aan een cactus denken. De plant groeit snel, soms ook zonder water, maar is niet knuffelbaar. Altijd maar meer opletten voor stekels.
Vorige week vertelde iemand mij dat hij vroeger dagelijks naar zijn soap keek, maar dat het ochtendnieuws nu nog veel vreemder, spannender, stouter en emotioneler is. Steeds meer mensen haken af. Toen kwam bij mij de eerste zin uit de musical Evita boven: “Oh, what a circus, oh, what a show“. De wereld is een circus geworden, met de clowns in een glansrol. Niet de nar, die gaf bij zijn optreden aan het hof nog duiding, die kon nog spotten. Nu geldt meer en meer de Turkse wijsheid: als een clown de baas wordt van het paleis, wordt het hele paleis een circus. Van Trump is dat al herhaalde malen gezegd, maar wat te denken van het schouwspel in Brussel? Hoe vaak zullen we nog zeggen dat nu toch wel alle grenzen overschreden zijn? We sprinten in ijltempo over rode lijnen, het hek kan niet meer van de dam, want het is weggespoeld door een waterbom.
Misschien is niet de clown het probleem, maar het publiek dat blijft zitten als het het lachen allang is vergaan.
Kunstenaars vatten soms heel raak de essentie. Charlie Chaplin klaagde zinloos bandwerk en de komst van het nazisme aan. Picasso vatte in Guernica het mensonterende geweld van de oorlog. Ai Weiwei is de bekendste criticus van het Chinese systeem. Geen toeval dat ik aan Evita moest denken; niet zozeer door de oorwurmen van Andrew Lloyd Webber, maar door de onvoorstelbaar sterke teksten van Tim Rice. Wat populisme met een volk doet, waarom het zich keert tot een holle propagandiste als Evita Perón, vatte hij prachtig samen in enkele fabelachtige zinnen: “And the money kept rolling out in all directions. To the poor, to the weak, to the destitute of all complexions. Now cynics claim a little of the cash has gone astray. But that’s not the point, my friends. When the money keeps rolling out, you don’t keep books. You can tell you’ve done well by the happy, grateful looks.”
Misschien is niet de clown het probleem, maar het publiek dat blijft zitten als het het lachen allang is vergaan. Zijn we verslaafd geraakt aan realtime spektakel? De stekels, de slogans, de absurditeiten, we consumeren ze gulzig. Het nieuws is wel degelijk een soap. En ergens in die roes is de vraag verloren gegaan die ooit het begin was van zoveel doorbraken. Is dit echt wat we willen? Een circus kan opdoeken. Maar dan moet het publiek opstaan, niet applaudisseren. En niet stemmen voor clowns, maar voor bestuurders.