In België moet altijd eerst iets gebeuren vooraleer er iets gebeurt.
Alle grote hervormingen en beslissingen kwamen er niet omdat we tijdig hadden geanticipeerd, wel omdat de externe druk onhoudbaar werd. De devaluatie van de Belgische frank begin jaren tachtig? Onder grote druk van Duitsland en het IMF. De politiehervorming? Die kwam er na de ontsnapping van Marc Dutroux en de Witte Mars. Een regering na 540 dagen onderhandelen? Pas nadat de financiële markten de langetermijnrente fors hoger hadden gestuurd. Strategie zit niet in ons nationale DNA, inertie des te meer. Defensie is het zoveelste voorbeeld in die rij.
Na de val van de Berlijnse Muur heeft België als geen ander het ‘vredesdividend’ geïncasseerd. We bouwden onze defensie in drie decennia met 80 procent af, van 110.000 militairen in 1989 tot amper 25.000 vandaag. Het defensiebudget kelderde naar nauwelijks 1 procent van het bbp in 2020. Bovendien bestaat in dit land nauwelijks een veiligheidscultuur. Waar andere landen massale crisisoefeningen houden en alarmprocedures testen, wordt in België gevreesd dat de bevolking ‘angstig zou worden’ van weerbaarheidscampagnes. ‘We zien wel’ lijkt onze nationale slagzin.
Het contrast met Finland is bijzonder groot. Terwijl België zich na de Tweede Wereldoorlog terugtrok in allianties, smeedde Finland tijdens de Winteroorlog tegen de Sovjet-Unie een nationale cohesie. Het concept ‘sisu’ – doorzettingsvermogen en de ijzeren wil om te slagen – is een cruciaal onderdeel van de nationale cultuur en weerbaarheid van Finland. België, daarentegen, lijkt te hebben besloten dat eigen defensie nutteloos is en alle lasten bij de bondgenoten te laten. Tot vandaag?
Vandaag wankelen alle pijlers van onze naoorlogse welvaart: de Verenigde Staten als veiligheidsgarantie, goedkoop Russisch gas, en China als gewillige afzetmarkt. We zien de afgelopen maanden bovendien tal van veiligheidsincidenten in Europa en in België. De wereldorde is radicaal veranderd. Dat betekent dat we als land veel actiever moeten nadenken over onze rol in de wereld, het ondenkbare durven denken en daar ook naar handelen. Defensie gaat over veel meer dan alleen maar militair materieel, het gaat over een mindset. De wil en de daadkracht om voorbereid te zijn op onverwachte omstandigheden.
Voor een echte cultuuromslag zijn drie pijlers noodzakelijk. De eerste is strategische geletterdheid. We moeten de omslag maken van een passieve freerider naar een strategische partner. Dat vereist jaarlijkse dreigingsanalyses, een expliciete nationale veiligheidsstrategie en een grotere stem van Defensie in het publieke debat. Zo besloot Zweden na 200 jaar neutraliteit in minder dan twee jaar NAVO-lid te worden dankzij een massaal publiek debat en transparante dreigingsrapporten.
De tweede pijler is een toekomstcultuur. Finland is het schoolvoorbeeld van strategic foresight. Door experts, militairen en burgers samen tien tot dertig jaar vooruit te laten kijken, worden toekomstige crisissen niet ondergaan, maar voorbereid.
De derde pijler is nationale weerbaarheid. Die begint bij de burger. Zwitserland, ook een federaal land met een complexe structuur, heeft een reserve van 120.000 direct mobiliseerbare militairen en burgers, die verplicht zijn noodvoorraden in huis te hebben. De herinvoering van de dienstplicht in Zweden bewijst dan weer dat het een moderne tool is om vaardigheden, cohesie en patriottisme op te bouwen. Meer reservisten hebben is de beste manier om strategische geletterdheid bij de bevolking te vergroten: onbekend maakt onbemind.
Defensie is niet alleen een militaire uitgave; het is een metafoor voor de staat van België. Wachten we op de toekomst of bereiden we hem voor? Het is de uitdrukking van onze bereidheid onszelf te beschermen, onze belangen te verdedigen en onze verplichtingen tegenover onze bondgenoten na te komen. We moeten dringend wakker worden uit onze naoorlogse wensdroom en de gordijnen openen, want buiten is het al een tijdje aan het onweren. Tijd om van ‘we zien wel’ naar ‘we zijn klaar’ te gaan.