Het recente politieke akkoord over SAFE, een leeninstrument voor de Europese defensie-industrie, heeft weinig media-aandacht gekregen. Ten onrechte, want het symboliseert zowel de vooruitgang als de beperkingen van de Europese Unie in de nieuwe wereldorde. Sinds de oorlog in Oekraïne beseffen we allemaal hoezeer Europa een achterstand moet wegwerken in veiligheid, weerbaarheid en defensie. Sinds de herverkiezing van Donald Trump beseffen we allemaal hoezeer we daarvoor op onszelf zijn aangewezen.
Tegenover die collectieve en urgente Europese noden staan even grote Europese beperkingen. De Europese Unie is een kind van de globalisering dat bevoegd is voor handel en mensenrechten, niet voor geopolitiek en defensie. Europese landen hebben hun opdracht voor defensie en veiligheid jarenlang ofwel verwaarloosd in de NAVO, ofwel versnipperd in nationaal favoritisme. Daardoor mist Europa slagkracht en schaal. Wie in Europa inzetbare militaire capaciteit zoekt, kan niet zonder Groot-Brittannië, Turkije en – sinds de oorlog – Oekraïne: landen van buiten de Europese Unie. Tegelijk is het harken en improviseren om snel extra middelen vrij te maken voor defensie, terwijl Europa op middellange termijn ook nog een autonome defensie-industrie moet uitbouwen.
De Europese Unie kruipt waar ze niet gaan kan: naar een Europese defensieaanpak die ook landen buiten de Unie meetrekt.
Het SAFE-instrument – Security Action for Europe – is een ingenieuze zet die de urgentie van nu aangrijpt om de zwakte en de verdeeldheid van het verleden aan te pakken. De sleutel ligt in de 150 miljard euro die de Europese Unie op de kapitaalmarkt zal lenen om die ter beschikking te stellen van de lidstaten. Die geldwortel komt met voorwaarden die de Europese Unie positioneert als de coördinator van nationale defensie-uitgaven. De Europese Commissie zal alleen investeringen steunen in een Europese strategie voor een defensie-industrie die ze zelf heeft uitgeschreven.
De voorwaarden waaronder lidstaten als het ware gratis Europees geld voor defensie kunnen lenen, zetten ook een vliegwiel onder de europeanisering van defensie. Alleen gezamenlijke aanbestedingen door minstens twee EU-lidstaten kunnen middelen aanvragen. Daarmee wil de Unie de nationale reflex inruilen voor een Europese. Daarenboven moeten aanvragen beantwoorden aan criteria van Europese verankering: minstens 65 procent van de gefinancierde waarde moet uit EU-lidstaten of uit preferentiële landen komen. De Unie financiert Made in Europe.
SAFE zet ook de deur op een kier voor niet-EU-landen om te profiteren van de Europese budgetten: een wortel om landen in de geopolitieke pas van Europa te doen lopen. Met het Verenigd Koninkrijk werd daarom al een pact voor defensie en veiligheid gesloten. Eigenlijk is de brexit daar voorbij en zal de Britse defensie-industrie als een EU-industrie kunnen deelnemen aan de EU-defensiestrategie. Voor Oekraïne geldt hetzelfde. Voor Turkije nog niet, maar de 35 procent voor niet-Europese waarde in aanbestedingen maakt het mogelijk ook dat land te cultiveren als onderdeel van een toekomstige Europese defensiecapaciteit.
150 miljard is slechts een fractie van wat nodig is, maar kan dienen als een multiplicator die gecoördineerde Europese prioriteiten en aankopen injecteert in nationale defensiebestedingen. Daarvoor zal de Europese Commissie nog extra nationale schulden toelaten in de Europese begrotingsregels: opnieuw een methode voor indirecte Europese sturing. Zo kruipt de Unie uiteindelijk waar ze niet gaan kan: naar een Europese defensieaanpak die ook landen buiten de Unie meetrekt. Brussel kan geen MAGA-push doen zoals het federale Washington. Het is MESA: Make Europe SAFE Again. Complex, bureaucratisch en traag, maar als het lukt, zal het gradueel steeds belangrijker worden. Tot we de Europese Unie spontaan met defensie associëren. Nu nog standhouden in Oekraïne.