Daniëlle Vanwesenbeeck
Krapte op de arbeidsmarkt: er zijn te veel vangnetten om niet te werken
De overheid moet ervoor zorgen dat werken de beste optie is.
Het is al jaren een uitdaging voor de bedrijfswereld om de juiste mensen te vinden. Er is niet alleen een mismatch tussen de vraag en het aanbod, er is vooral een groot tekort aan beschikbare mensen. Het Vlaams Gewest heeft een gemiddelde werkloosheidsgraad van 3,4 procent. In Oost- en West-Vlaanderen gaat het zelfs over 2 en 2,7 procent. Dat is historisch laag, zelf problematisch.
De werkgelegenheidsgraad in Vlaanderen bedraagt 76,2 procent. Het tekort aan mensen heeft grotendeels te maken met de te grote uitstroom van ouderen die recht hebben op hun pensioen, maar evenzeer met de te beperkte instroom van jongeren. Voor elke tien mensen die de arbeidsmarkt verlaten, stromen er slechts zeven jongeren in. Dat is een structureel probleem, waarvan wordt gezegd dat het nog tot ten minste 2025 aanhoudt.
Maar ik heb aan den lijve ondervonden dat niet iedereen die kan werken zich effectief aanbiedt op de arbeidsmarkt. Er zijn te veel alternatieven voor mensen die kunnen werken, de juiste talenten hebben en toch niet op de arbeidsmarkt terechtkomen. Mogelijk zijn die alternatieven of vangnetten uitgewerkt in een andere tijdsgeest. Ooit moesten onze politici in allerlei oplossingen voorzien om mensen die geen werk vonden, in moeilijke economische omstandigheden niet in de steek te laten. Denken we maar aan de jaren tachtig. In 1982 was er een half miljoen werklozen en werd de spilindex vier keer overschreden. De werkloosheidsgraad bedroeg 12 procent. De overheid moest wel ingrijpen. Ze devalueerde onder meer de Belgische frank.
We leven nu in een andere tijd. Met een veel lagere werkloosheidsgraad moeten we vooral iedereen die nog kan werken motiveren en hen bijna verplichten te werken. Onze bedrijven zijn geremd in hun groei vanwege het tekort aan mensen. Ook mijn kmo merkt hoe moeilijk het is de juiste mensen te vinden. Het ideale scenario is dat je iemand met de juiste expertise, de juiste motivatie en de juiste arbeidsethos vindt, met het liefst wat passie voor het beroep, en die niet te ver van de werkplek woont. Zo’n scenario komt zelden voor, de meeste werkgevers hebben hun verwachtingen al flink bijgesteld.
Toch vonden we voor een bepaalde vacature de juiste persoon. We konden alles afvinken: hij kende de baan, hij was positief omdat hij met de fiets kon komen werken, hij had een stabiel werkverleden, hij werkte goed. Geen enkele opmerking. Maar hij liet na een tijd verstaan dat hij een andere keuze zou maken. Hij koos ervoor een opleiding te volgen, betaald door de overheid. Hij had nog een tweede keuze: geen opleiding volgen en van zijn uitkering genieten. Er was een afvloeiing geweest bij zijn vorige werkgever, waardoor hij zijn baan had verloren. We deden voorstellen om hem vanuit het bedrijf een opleiding te laten volgen, we polsten hoe we hem nog konden ondersteunen om hem toch aan boord te hijsen, maar konden hem niet overtuigen. Ik schiet niet op de man in kwestie. Hij maakte gebruik van de mogelijkheden. Ik heb hem er wel op gewezen dat hij gebruikmaakt van mogelijkheden waar elke werkende persoon aan bijdraagt. Maar het duidt op een systeemfout.
Na die ervaring leek het wel alsof er zoveel vangnetten zijn, dat de optie ‘werken’ slechts één van de vele is. In een economische situatie zoals in de jaren tachtig, met een hoge werkloosheidsgraad, moet de overheid ingrijpen om mensen sterker te maken en ze te ondersteunen in een moeilijke situatie. In een situatie met een werkloosheidsgraad tussen 2 en 3,5 procent moet ze ook ingrijpen en het aantal opties dat een werkzoekende heeft beperken, zodat het bedrijfsleven wordt ondersteund. Alleen zo kunnen we groei realiseren. Alleen zo kunnen we tot een systeem komen waarin werkende mensen minder moeten afstaan aan mensen die liever iets anders doen. Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat werken de beste optie is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier