Jan Tuerlinckx

Het statussymbool bij vermogende families: is er iets aan de hand in maatschapland?

Jan Tuerlinckx Jan Tuerlinckx is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Hoe groot het succes van de maatschap ook mag zijn, er zit een smet op het blazoen.

Dertig jaar geleden was de burgerlijke maatschap allerminst een sexy vehikel. In de vijftien jaar daarna is de maatschap uitgegroeid tot een statussymbool bij vermogende families. Nog eens vijftien jaar later kunnen we niet meer om de maatschap heen. Het is een basisattribuut voor successieplanning.

Hoe groot het succes van de maatschap ook mag zijn, er zit een smet op het blazoen. Voor de jaarwisseling heeft de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) zich in drie voorafgaande beslissingen kritisch uitgelaten over het gebruik van de maatschap in planningsstructuren. Vlabel wil duidelijk aangeven dat er limieten zijn aan de wijze waarop de controle over geschonken vermogen met de maatschap kan worden teruggenomen na de schenking.

Overigens zijn die beslissingen niet het eerste schot voor de boeg. Eerder ontwikkelde Vlabel de betwistbare doctrine dat niet uitgekeerde maar gereserveerde winst binnen de maatschap niet toekomt aan de blote eigenaar van de maatschapsaandelen, maar aan de vruchtgebruiker. Bij planning behouden de schenkers traditioneel het vruchtgebruik. Met zijn doctrine probeert Vlabel te bewerkstellingen dat bij het overlijden van de vruchtgebruiker die opgepotte winsten toch nog aan hem toe te wijzen zijn en dus het voorwerp van erfbelasting vormen.

De maatschap concipieert een verzelfstandigd vermogen. Daardoor wordt verder gegaan dan een gewone onverdeeldheid of een mede-eigendom, precies omdat de deelgenoten het bestuur over het vermogen duurzaam delegeren. Ze doen afstand van hun rechtstreekse beschikkings- en beslissingsrecht. Inzake nalatenschappen wordt vastgesteld dat financiële instellingen de maatschap meer en meer benaderen als een eenvoudige onverdeeldheid. Gevolg? Een financiële instelling blokkeert de rekening van de maatschap bij het overlijden van een van de maten. Dat is de typische benadering bij een onverdeeldheid, niet van de maatschap. In dat geval valt het part – zeg maar het aandeel van de maatschap – in de nalatenschap en blijft het maatschapsvermogen volledig – en dus ook haar rekeningen – ongemoeid.

De vennootschapswetgever had er beter voor geopteerd rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan de maatschap.

En dat heeft gevolgen. Het bestuur van de maatschap verliest dan een stukje essentiële beschikkingsbevoegdheid om de maatschap als een echt doelvermogen te beheren en te vertegenwoordigen.

In zeker zin sluiten ook de notarissen zich daarbij aan. Maatschappen worden in de praktijk vaak opgericht om het vermogen van minderjarigen makkelijker te structureren en te beheren. De maatschap kan dan autonomer handelen en dus deels ontzorgd worden. Uit een aantal standpunten van de notarissen zou nu kunnen worden afgeleid dat ook zij vinden dat als er onder de maten minderjarigen zijn, de beheersstructuur van de maatschap minstens op bepaalde punten aan de kant moet worden geschoven, en dat terwijl de maatschap precies is opgericht om dat te voorkomen.

De wetgever heeft de maatschap in het 2019 ingevoerde Wetboek Vennootschappen en Verenigingen meer als quasi rechtspersoon willen identificeren. Wat hier voorafgaat, zijn praktijkvoorbeelden die daar regelrecht tegenin gaan. Wellicht is de maatschap in de dagelijkse praktijk nog te weinig bekend. Toegegeven, de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, met een in hoofde van de maten afgescheiden vermogen, is allerminst eenvoudig te vatten en toe te passen. De vennootschapswetgever had er beter voor geopteerd rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan de maatschap en de transparante werking op elk mogelijk vlak te behouden. Dit is overigens hoe een aantal andere landen met zulke entiteiten omgaat.

Dat alles mag er allerminst toe leiden de maatschap af te zweren, noch om het vehikel niet meer te gebruiken. Wel moet er meer bewustzijn worden gecreëerd over de werking van de maatschap in de praktijk.

De auteur is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content