De verleiding om de overstap naar elektrificatie nog een hele tijd uit te stellen, wordt erg groot, zegt Linda Brosens.
Hoewel belastingen in de eerste plaats een budgettair doel hebben, worden ze de jongste decennia steeds vaker ingezet om gedrag te sturen. De autofiscaliteit is daar een voorbeeld van.
In 2021 heeft de vorige regering de fiscale aftrekbaarheid van bedrijfswagens grondig hervormd, om de vergroening van het wagenpark bij de vennootschappen te versnellen. De aftrekbaarheid van bedrijfswagens met een CO2-uitstoot, aangekocht of geleased tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025, werd stapsgewijs afgebouwd. In 2025 bedraagt die nog maximaal 75 procent om uiteindelijk uit te doven in 2028. Voor bedrijfswagens met een CO2-uitstoot, aangekocht of geleased vanaf 2026, zou geen fiscale aftrek meer gelden.
Die maatregelen hebben hun doel niet gemist. De verkoop van elektrische wagens in België is de afgelopen jaren exponentieel gestegen, waardoor ons land de op twee na grootste afzetmarkt voor elektrische wagens in Europa is geworden. De Europese Commissie prees het Belgische fiscale beleid in haar recente actieplan en riep andere lidstaten op gelijkaardige maatregelen te nemen.
Toch lijkt dat succes nu onder druk te komen. De elektrificatie van het wagenpark stuit op praktische obstakels. Niet iedereen kan zijn wagen thuis opladen en de laadinfrastructuur blijft, onder meer in de steden, ontoereikend.
Daarom bereidt de regering een wetsontwerp voor dat oplaadbare hybride bedrijfswagens opnieuw een voordelige fiscale behandeling biedt voor de hele periode waarin de wagen wordt gebruikt. De autokosten voor een plug-inhybride die aangekocht of geleased wordt vóór 2030, zullen geheel of gedeeltelijk aftrekbaar blijven. Zo blijft de aftrekbaarheid voor een plug-inhybride die vóór 2028 wordt aangekocht of geleased behouden tot maximaal 75 procent. Veel voordeliger dus dan voor wagens aangedreven door een fossiele brandstof en niet extreem veel slechter dan de regeling voor een elektrische wagen. Als de plug-inhybride minder dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoot, is de aftrekbaarheid zelfs vergelijkbaar met die van een volledig elektrische wagen.
Het is begrijpelijk dat de regering rekening wil houden met die praktische moeilijkheden, maar de koerswijziging roept toch vragen op. Is zo’n langdurige fiscale prikkel voor een hybride wel nodig? Tussen het afstraffen van fossiele brandstoffen en het belonen van elektrisch rijden ligt nog een breed speelveld. De verleiding om de overstap naar elektrificatie nog een hele tijd uit te stellen, wordt met zo’n gunstregime erg groot. Niemand kan garanderen dat de elektrische batterij in die hybride wagens ook effectief en ten volle wordt benut. Een beperktere kostenaftrek voor benzine tegen 50 procent zal daarvoor niet volstaan. De lof van de Europese Commissie voor de Belgische bedrijfswagenfiscaliteit lijkt dan ook voorbarig.
Bovendien zijn de huidige regels rond de aftrekbaarheid van bedrijfswagens nu al een nachtmerrie voor bedrijven met een groot wagenpark. Elk voertuig vereist een afzonderlijke berekening van het aftrekpercentage, afhankelijk van het jaar van aankoop of leasing, voor de hele duurtijd van de wagen. Dat percentage wordt berekend volgens een formule met plafonds en uitzonderingen. Het boekhoudsysteem biedt vaak geen mogelijkheid om alle autokosten – denk aan afschrijvingen, huur, onderhoud, verzekering, parking en brandstof – correct te koppelen aan de juiste fiscale aftrek. Veel bedrijven kozen tot nu pragmatisch voor het minimumpercentage van 50 procent om de administratieve rompslomp te vermijden, maar dat vangnet verdwijnt vanaf 2025 grotendeels. De nieuwe regels zullen nog extra complexiteit toevoegen, terwijl een vereenvoudiging broodnodig is.
De hervorming van de vorige regering ging misschien té snel. Maar het antwoord daarop zou geen stilstand mogen zijn, wel een correct bijgestuurd én consequent beleid. Een trage en eenvoudige afbouw van de fiscale aftrekbaarheid, gekoppeld aan structurele investeringen in laadinfrastructuur, een lager elektriciteitstarief en een gegarandeerde netcapaciteit voor elk gebruiker, zou beter passen binnen een goed doordachte langetermijnvisie.
Het Belgische beleid had de wind in de zeilen. Nu dreigt het beleid uit koers te raken. Wat blijft, is een goedbedoeld maar onsamenhangend systeem voor bedrijfswagens dat noch klimaatambitie, noch administratieve eenvoud dient.