Het probleem van onze tijd is dat we bang zijn geworden voor de verwevenheid van feiten en waarden.
Wie de tijdgeest een beetje aanvoelt, merkt dat we op een kantelpunt staan. De aanvallen op de rede nemen schrikbarende proporties aan. We zien het in het publieke debat, waar feiten gereduceerd worden tot meningen, maar ook in het bedrijfsleven. We dreigen te verdrinken in data, terwijl we snakken naar kennis. De filosoof Alfred North Whitehead (1861-1947), voor mij dé filosoof van de rede, is terug. In de kakofonie van alternatieve feiten en technocratisch management is het een verademing weer eens naar een stem van de rede te luisteren. Geen kille, calculerende stem, maar iemand die begrijpt dat het leven – ook de economie – geen machine is, maar een levend netwerk.
Onlangs woonde ik een boekpresentatie bij die aanvoelde als een warm intellectueel bad. Ronny Desmet en Guido Vanheeswijck presenteerden hun geannoteerde vertaling van Whiteheads De functie van de rede. Centraal op de cover staat een beeld dat op mijn netvlies gebrand staat: een kale man in een maatpak (Whitehead zelf), schrijlings zittend op een vos, die vooruit wordt geblazen door een god. Dat beeld is de essentie van waar het misgaat in menig directiecomité. Volgens Whitehead bestaat onze rede uit twee componenten die elkaar in evenwicht moeten houden. Aan de ene kant hebben we Odysseus, die even sluw is als een vos. Dat is de praktische rede. Het is de methodiek, de beste praktijk, de efficiëntie.
Maar de vos is blind voor het grotere plaatje. Daar schuilt een enorm gevaar, een dat Whitehead ‘vermoeidheid’ noemt. Wanneer een methode – een businessmodel, een wetenschappelijke theorie of een managementstijl – alle mogelijkheden heeft uitgeput, treedt er sleet op. De bevrediging ebt weg. Wat ooit een innovatie was, wordt een geestdodende herhaling. Whitehead ziet geen scherpe contradictie tussen feiten en waarden. Beide integreren in één denksysteem was voor hem zelfs een existentiële noodzaak. Dat deed bij mij een belletje rinkelen. Het is ook een basisidee van Herbert Simon, zowat de enige managementtheoreticus die de Nobelprijs voor Economie heeft gekregen. Hij is de man die brandhout maakte van de homo economicus. We zoeken niet naar de speld in de hooiberg, we zoeken naar een naald die scherp genoeg is om mee te naaien. We nemen beslissingen die gewoon goed genoeg zijn.
De ironie wil dat Simon zijn carrière begon met het programmeren van een computer – de Logic Theorist – om stellingen te bewijzen uit de Principia mathematica, het magnum opus dat Whitehead samen met Bertrand Russell schreef. In zijn autobiografie Models of My Life beschrijft Herbert Simon hoe hij als student aan de University of Chicago een gastcollege van Whitehead bijwoonde. Zijn kurkdroge verslag van die avond luidt: “Ik luisterde een uur lang aandachtig en begreep er geen woord van.” Misschien was het jaloezie, of misschien vond Simon de metafysica van Whitehead te zweverig voor zijn nuchtere Amerikaanse maag.
Het probleem van onze tijd is dat we bang zijn geworden voor de verwevenheid van feiten en waarden. We willen zuivere data, datagedreven besluitvorming, zonder de vervuiling van subjectieve, esthetische, zelfs ethische waarden. Whitehead noemt dat ‘obscurantisme’: de weerstand om te speculeren over de beperkingen van je eigen methode. Grenzen stellen aan de speculatie is hoogverraad aan de toekomst, schreef hij.
In de wereld van artificiële intelligentie (AI) – ironisch genoeg een veld dat door Simon mede werd bedacht – is dat relevanter dan ooit. AI is de ultieme ‘vos’: briljant in het herkennen van patronen en het toepassen van methodes, maar volstrekt niet in staat tot waardering. AI kent geen waarom, alleen een hoe.
Hebt u zin om uzelf een meer dan zinvol last minute kerstcadeau te geven? Doe mij, mijn vriend Ronny en de rede een geschenk en koop De functie van de rede, uitgegeven bij Gompel & Svacina.
De auteur is emeritus professor management aan Vlerick Business School. Marcbuelens.com