Ik hoor gesakker in alle talen terwijl ik stilsta in de rij. Anderhalf uur duurt de handbagagecontrole op Brussels Airport. De dutyfreewinkels na de controle staan leeg, passagiers spurten rechtstreeks naar de gate. Vier keer vloog ik de afgelopen weken via Brussel, telkens hetzelfde scenario: chaos en eindeloze wachtrijen. In Azië noemen ze dat ‘very European problems’: problemen met een simpele oplossing die toch eindeloos aanslepen.
De luchthaven is de eerste en laatste indruk die reizigers van een land krijgen en de meest directe manier hoe bezoekers in contact komen met de administratie ervan. Dat moet gewoon goed zijn. Singapore begreep dat al een halve eeuw geleden. Voor Lee Kuan Yew, de founding father van de stadstaat, was een efficiënte luchthaven een nationaal visitekaartje. Hij kreeg rapporten over de snelheid van paspoortcontroles, de bagageafhandeling en zelfs de netheid van de toiletten. De aankomst moest zo vlekkeloos en indrukwekkend zijn dat bezoekers zich zouden afvragen waarom ze er niet woonden. Zo trok Singapore ook investeringen en talent aan.
Nooit meer via Brussel vliegen, besluit een vrouw uit Hongkong die al anderhalf uur aan de handbagagecontrole staat.
Als je de kleine dingen al niet efficiënt geregeld krijgt, hoe pak je dan de grote uitdagingen aan? Zo redeneren veel Aziaten. Van een rijk continent met een hooggeschoolde bevolking verwacht je toch vlot en pragmatisch management. Lege loketten en onbemande controles tijdens piekuren verraden slecht personeelsbeleid. Met simpele bierviltlogica valt uit te rekenen dat de kosten van gemiste vluchten, compensaties en imagoschade, samen met de misgelopen inkomsten en jobs in de dutyfreezone, ruimschoots zouden volstaan om extra personeel in te zetten of te investeren in de IT-oplossingen die in Azië al lang gemeengoed zijn.
De Aziatische kritiek is logisch, maar er wordt een verkeerde conclusie getrokken. Men schrijft de onopgeloste problemen toe aan luiheid of onwil van Europese werknemers. Mijn ervaring is anders: de bereidheid om te veranderen en hard te werken is er wel degelijk, maar die loopt vast in een moeras van administratie en procedures.
Diezelfde misinterpretatie voedt een tweede narratief: dat het verval van Europa al een vaststaande zaak is. Een continent dat vandaag al zo traag lijkt, kan morgen enkel verder wegzakken. In veel Aziatische ogen is Europa verdeeld, traag en postmodern, niet langer in staat om mee te draaien in een wereld waar snelheid en schaal de norm zijn. Maar zo’n narratief doet geen recht aan de realiteit. In mijn ervaring tonen Europese bedrijven en burgers veerkracht en slagkracht wanneer de nood hoog is.
“No shopping, no shopping“, klinkt het bij de gate, waar het personeel nog enkele passagiers probeert op te wachten die vastzitten in de rij. Eén van hen is een vrouw uit Hongkong, verantwoordelijk voor de busaankopen van de stad en op terugreis van de handelsbeurs Busworld. Ze vertelt me dat ze al anderhalf uur in de handbagagecontrole stond en een halfuur aan de douane en vreesde haar vlucht te missen. Zichtbaar gestresseerd slaat ze een glas champagne in één teug achterover. Haar besluit staat vast: nooit meer via Brussel vliegen. En de bussen? Vooral Chinese bussenmakers haalden haar shortlist, want die waren “veel efficiënter”. Een pijnlijke echo van haar luchthavenervaring.