Maak ik een verschil door op de beurs een aandeel te kopen? Het is een van de vele boeiende discussies in de wereld van duurzaam beleggen. Op 5 november vindt in Brussel de Belgian Impact Day plaats, een congres over impactinvesteren. Ik zal er een debat modereren over die vraag. In het panel zitten vertegenwoordigers van een grootbank, een vermogensbeheerder en een verzekeraar. De meningen zijn verdeeld, weet ik uit een verkennend gesprek. Als moderator zal ik de panelleden de degens laten kruisen. Ik grijp hier graag de kans om mijn mening uit de doeken te doen.
impactbeleggen wordt gezien als de ‘donkergroenste’ vorm van duurzaam beleggen, een doorgedreven variant als het ware. In mijn eigen woorden: als impactbelegger probeer je bij te dragen aan oplossingen door te investeren in bedrijven die met hun product of dienst een antwoord bieden op een van de vele uitdagingen in de wereld. Impact hebben zit met andere woorden ingebakken in het businessmodel van het bedrijf waarin je investeert.
Wie de meer officiële definitie van impactinvesteren opzoekt, zal op het begrip ‘additionaliteit’ stuiten. Volgens sommigen moet een echte impactinvestering additioneel zijn. Dat wil zeggen dat het behaalde resultaat er anders nooit geweest zou zijn. Die visie houdt in dat je als kleine belegger geen impact kunt hebben door een aandeel te kopen, tenzij je intekent op nieuwe aandelen wanneer een bedrijf vers geld ophaalt.
Op het eerste gezicht lijkt het punt logisch. Als je een aandeel koopt op de beurs, gaat je geld naar de verkoper, een andere belegger. Het bedrijf zelf krijgt geen vers kapitaal. Voor de wereld verandert er dus niets. Ze wordt er geen betere plek van.
Als ik wat verder nadenk, heb ik wel wat bedenkingen bij het begrip additionaliteit. Ten eerste maakt het dat impactinvesteren in de praktijk beperkt blijft tot niet-beursgenoteerde bedrijven. Alleen, voor private equity geldt vaak een instapdrempel van minstens 100.000 euro. Voor een kleine belegger als ikzelf blijft de deur gesloten. Al zijn er natuurlijk de coöperaties, waar je wel aandelen voor een bescheiden bedrag kunt kopen. En er bestaan crowdfundingplatformen, maar die projecten bevinden zich vaak nog in een erg vroeg stadium, wat meer risico inhoudt. Het punt blijft, als je addititionaliteit als een vereiste ziet voor een ‘echte’ impactinvestering, sluit je de beurs – het belangrijkste instrument om investeren te democratiseren – uit van het impactverhaal.
Mijn tweede bedenking is fundamenteler. Ik vind additionaliteit van hoogmoed getuigen. Als investeerder is het natuurlijk fijn om te zeggen: ‘Nou, dat project of bedrijf was er zonder mij nooit gekomen.’ Maar hoe bewijs je dat? Als historicus weet ik dat je de counter factual, het tegendeel in een alternatieve wereld, nooit hard kunt maken. Misschien was er wel een andere investeerder opgestaan als jij je portefeuille niet had bovengehaald? Of misschien was er wat later een ander project ontstaan met nog een betere oplossing voor het probleem? Telkens wanneer iemand mij probeert te overtuigen dat je alleen met private equity een verschil kunt maken, hoor ik Carly Simon de oorwurm You’re so vain zingen.
Toegegeven, echte impactbedrijven zijn nog een zeldzaamheid op de beurs. Ik hoop dat het er straks een pak meer zullen zijn. Het zou betekenen dat een aantal van de vele razend interessante ondernemingen overal ter wereld een meer mature fase bereiken. We zullen ze nodig hebben.
Ik kom voor mezelf tot het volgende besluit. Als aandeelhouder heb ik zeggenschap, want ik ben mede-eigenaar van het bedrijf. Ik heb ook recht op een deel van de winst als het bedrijf een dividend betaalt. Als ik eigenaar ben van het kapitaal en een deeltje van de winst kan claimen, dan mag ik mij toch zeker ook een deeltje van de impact toe-eigenen. Niet overtuigd? Ik doe het toch.
De auteur is hoofdredacteur bij de Vlaamse Federatie van Beleggers en oprichter van Duurzaam BeleggenAcademy