Onze overheid is veel meer dan een verzekeraar-met-een-leger. Ze financiert ook infrastructuur, loonsubsidies, dienstencheques, openbaar vervoer, binnenlandse veiligheid, de rente op haar schulden en het onderwijs.
“De overheid is een verzekeraar met een leger”, is een illustere uitspraak van de Amerikaanse econoom Paul Krugman. Wie de Belgische politiek volgt, kan niet anders dan dit steeds meer te geloven. Een overheid moet haar burgers beschermen tegen binnen- en buitenlandse risico’s. Maar hoe zouden we onze overheid dan beoordelen door de lens van een verzekeraar?
Het innen van belastingen kun je vergelijken met het innen van verzekeringspremies. De totale inkomsten van onze overheden bedragen 317,6 miljard euro. De sociale zekerheid is niets anders dan de door de overheid georganiseerde verzekering voor haar burgers tegen een tijdelijk of blijvend verlies van inkomen, of het nu gaat om werkloosheidssteun, een leefloon, kindergeld, ziektekosten of pensioen. De sociale zekerheid, inclusief de gezondheidszorg, kost ons land ruim 152,4 miljard euro. Naar analogie met schadeclaims is onze overheid dus een verzekeraar die jaarlijks 48 procent van zijn inkomen uitkeert aan zijn burgers. In verzekeringsjargon heet dat ook wel de ‘verliesratio’.
Lees ook | het zwarte gat van de sociale zekerheid: hoe vakbonden en werkgevers de zaken fundamenteel anders zien
Een goede verliesratio voor een verzekeraar zit tussen 40 en 60 procent. In dat opzicht is onze overheid best een performante speler. Zelfs als je de kosten van het leger – de bescherming tegen buitenlandse risico’s – meerekent. Nu nog 7,9 miljard euro, maar straks zo’n 20 à 30 miljard euro per jaar. De uitgaven van de overheid als verzekeraar-met-een-leger zullen dan 57 procent van de totale inkomsten bedragen. Een prima resultaat.
Een tweede ijkpunt om onze overheid onder de verzekeringsloep te nemen, is de gecombineerde ratio. Dat is de verhouding tussen de premie-inkomsten en de schadelast, vermeerderd met de werkingskosten, of de totale kosten van salarissen, kantoren, technologie, enzovoort. Een goede gecombineerde ratio voor een verzekeraar is 100 procent. Daarbij zijn de werkingskosten, vermeerderd met de schade die wordt betaald aan cliënten, gelijk of liever nog lager dan de premie-inkomsten.
Strikt genomen kost de werking van onze overheid 40 miljard euro. Met de kosten van de werking van de overheid als verzekeraar-met-een-leger, is de gecombineerde ratio 70 procent. Substantieel lager dan 100 procent, dus nog best te pruimen.
Besef wel: onze overheid is nog veel meer dan een verzekeraar-met-een-leger. Ze financiert ook infrastructuur, loonsubsidies, dienstencheques, openbaar vervoer, binnenlandse veiligheid, de rente op haar schulden en niet te vergeten het onderwijs. En dat is – gezien door de bijziende lens van een verzekeraar – de enige reden dat onze overheid jaar na jaar meer uitgeeft dan ze ontvangt.
De derde manier om de gezondheid van een verzekeraar te beoordelen, is via de solvabiliteitsratio. Een hoge solvabiliteit garandeert dat een verzekeraar voldoende kapitaal heeft om al zijn toekomstige schadeverplichtingen uit te betalen. Net als veel andere landen buist ons land op die beoordeling. Want België heeft geen soeverein fonds dat wordt belegd, wél schulden die moeten worden afbetaald. We gaan ervan uit dat we geen kapitaal nodig hebben en onze schuld nooit zullen moeten afbetalen, maar altijd kunnen financieren met nieuwe schulden.
Ageas, de grootste Belgische verzekeraar, is met een gecombineerde ratio van 93,3 procent en een solvabiliteit van 218 procent in uitstekende conditie. Als CEO Hans De Cuyper premier Bart De Wever zou vervangen en samen met Theo Francken België zou leiden, zouden ze ongetwijfeld enkel besparen op de uitgaven die niets te maken hebben met de sociale zekerheid, de gezondheidszorg of het leger. Ze zouden ook de overheidsschuld in ijltempo afbouwen. Maar wat als ze samen Ageas zouden leiden? Dan zou Ageas nu investeren in defensie. Beide zijn logisch, toch?
De auteur is de CEO van Vanbreda Risk & Benefits