Vrije Tribune
‘Hebben wij echt behoefte aan honderden nieuwe wetten per jaar?’
Minder wetgeving, beter recht, dat moet de doelstelling zijn, schrijft Arie Van Hoe. Ook voor een volgend(e) parlement (regering).
“Er zijn veel te veel wetten.” Het zijn woorden die je verwacht te horen aan de toog van een café of uit de mond van een iets te opgewonden lobbyist. Verrassender is het wanneer de vaststelling wordt gedaan door een jurist, en zeker wanneer die jurist rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof is (waarbij voor ogen gehouden moet worden dat die kritiek kadert in het debat over de verhouding rechter-wetgever, en op zich ook niet neutraal is).
In een onlangs verschenen boek betreurt rechter Neil Gorsuch de explosie van wetgeving in de Verenigde Staten. Volgens Gorsuch wordt het Amerikaanse volk verpulverd door een wetgevende pletwals. Met concrete voorbeelden worden de nefaste gevolgen van de pletwals concreet gemaakt. Niet alle juristen zijn per definitie fan van meer wetgeving. Wat geldt voor de Verenigde Staten, geldt evenzeer voor België. Jaar na jaar dijt de wetgevende productie uit, als een op hol geslagen zwart gat.
Die legistieke overdaad is om meerdere redenen nefast. Ten eerste is het algemene rechtsbeginsel dat iedereen wordt geacht de wet te kennen meer dan ooit fictie. Hoewel die fictie noodzakelijk is om de maatschappij in stand te houden, kan moeilijk van de burger worden verwacht dat hij alle wetgeving kent en wijzigingen nauwgezet opvolgt, terwijl zelfs de beste specialisten slechts met veel moeite het overzicht van hun vakgebied kunnen behouden (hoed u voor zij die het tegendeel beweren).
Ten tweede zal er nooit genoeg wetgeving zijn om de oneindige complexiteit van de realiteit te vatten. En wanneer de wetgever zwijgt, moet worden geredeneerd vanuit algemene principes. Dat is een vaardigheid die onderhouden moet worden, maar dreigt af te sterven door toedoen van een obese wetgever, die denkt elk probleem op voorhand te kunnen regelen. Van juristen mag worden verwacht dat ze, geconfronteerd met een onuitgegeven probleem, een redenering kunnen ontwikkelen, hetgeen iets anders is dan een uitpuilende wetgevende catalogus lezen.
Tot zover de diagnose, nu de remedie. België is een klein land, ingebed in een meergelaagde rechtsorde. Hebben wij werkelijk behoefte aan honderden nieuwe wetten per jaar? Draait de maatschappij daar op aantoonbare wijze beter door? Boeken ondernemingen meer winst en zijn mensen gelukkiger? De vraag stellen, is ze negatief beantwoorden. Laten we daarom focussen op minder wetgeving en beter recht.
Een vergelijkbare oproep was trouwens te horen in de recente mercuriale van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Beter recht zal ook de verhouding tussen de rechterlijke macht en de wetgevende macht ten goede komen. Een zeer praktisch instrument – waarbij even abstractie wordt gemaakt van grondwettelijke bezwaren – is een quotum voor elk parlementslid en elke minister. Stel dat elk parlementslid twee doordachte wetsvoorstellen per legislatuur mag indienen en elke minister aan vijf fundamentele wetsontwerpen mag werken (met bonuspunten voor het afschaffen van achterhaalde wetgeving). Alleen al voor het federale niveau zou dat resulteren in 375 wetgevende initiatieven per legislatuur, nog los van de andere niveaus (ook op regionaal en Europees niveau werden zwarte gaten gesignaleerd). Volstaat dat niet ruimschoots, voor een land met iets meer inwoners dan New York? Zou een beetje legistieke soberheid niet resulteren in beter recht, dat steunt op een grondige probleemstelling en inschatting van alle directe en indirecte gevolgen? En laten we dan ook onmiddellijk stoppen met onzinnige prijzen uit te delen aan parlementsleden die het meeste wetgevende initiatieven hebben genomen. Kwantiteit zegt immers niets over kwaliteit.
Het hier gelanceerde gedachte-experiment sluit aan bij de oproep van een andere bekende Amerikaanse jurist, de 92-jarige Guido Calabresi. In een recente publicatie pleit Calabresi voor traag recht. Dat is recht dat steunt op een zorgvuldige analyse en een resolute weigering om elk probleem op geïmproviseerde wijze te lijf te gaan. Goede wetten schrijven vergt tijd. En de kostprijs van te snelle wetgeving kan groot zijn.
Een voorbeeld van relatief traag recht is de hercodificatie van het Burgerlijk Wetboek, onder impuls van voormalig minister van Justitie Koen Geens (cd&v). De verdienste van die hervorming is dat zij het basisrecht inzichtelijker heeft gemaakt en steunt op grondig voorbereidend werk door specialisten. En hoewel ook deze hervorming zeker niet unaniem positief wordt onthaald (juristen zijn het zelden met elkaar eens), is er minstens een gestructureerd voorbereidend traject geweest, met ruimte voor reflectie, gekoppeld aan een inhoudelijk parlementair debat.
De boodschap is eenvoudig. Wetten schrijven is geen doel op zich. Veel wetten schrijven is dat nog veel minder. Minder wetgeving, beter recht, dat moet de doelstelling zijn, ook voor een volgend(e) parlement (regering).
Arie Van Hoe is advocaat-vennoot bij Janson
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier