Marc Buelens

‘Soort zoekt soort’ krijgt op veel plaatsen een vorm van perverse elegantie

Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Een rijke man voelt zich niet rijk door de armoede van de buur, maar door de rijkdom van zijn gelijken.

Soort zoekt soort. Of toch niet? Ik las een recente studie over relaties op het werk, met de uitdaging samen te werken met mensen die meer of minder verdienen dan jij. Blijkbaar geldt daar het basisprincipe van de opwaartse blik. Als er mensen in ons team zijn die duidelijk meer verdienen dan wij, dan zoeken we die op. We vermoeden dat ze competenter zijn, meer relevante ervaring rijk zijn, dat ze ons van pas kunnen komen. Maar bij selectiebeslissingen ligt het anders. Daar geldt de neerwaartse blik: we werven overduidelijk liever geen mensen aan die meer verdienen dan wij. Voor hen geldt het inzicht niet dat hoger loon een mogelijk signaal is van competentie.

Het gezegde ‘soort zoekt soort’ krijgt op veel plaatsen een vorm van perverse elegantie. In netwerken, besturen, belangrijke comités en denktanks zoekt macht vooral macht, rijk vooral rijk, supertalent vooral ander groot talent. Het is pas gezellig, we voelen ons pas thuis in de nabijheid van andere machtigen of rijken. Als we ons competent voelen, willen we ons omringd weten door andere competente spelers. Als we overtuigd zijn van ons gelijk, zoeken we soortgenoten die dat gelijk bevestigen, of het nu gaat om literaire voorkeuren of investeren in cryptomunten.

Ik was lange tijd betrokken bij de opbouw van allianties. Denk maar aan ziekenhuizen, consultants, musea en hogescholen. Iedereen kijkt naar ‘de groten’. Als je middelgroot bent, kijk je neer op de kleintjes maar ben je verontwaardigd dat de groten jou geen blik gunnen. De groten willen niet met de kleinen samenwerken, tenzij voor een foto, of bij een project met immer schaarser wordende subsidies. Het staat de groten goed dat ze blijk geven van maatschappelijke betrokkenheid.

Samenwerken met iemand groter dan jij is de kortste weg om je eigen positie te bevestigen. De logica is niet: wat kunnen we samen bereiken? Maar: wat zegt dit over mij als ik met hem of haar word geassocieerd? En als leuk neveneffect vallen er nog wel eens rendabele projecten in onze schoot.

Prestige wil erkend worden. En erkenning komt niet van onderen. Een rijke man voelt zich niet rijk door de armoede van de buur, maar door de rijkdom van zijn gelijken. Gezellig samen in dure resorts of op privé-eilanden. Georg Hegel beschreef dat al aan het begin van de negentiende eeuw: als meester wil je niet zozeer erkend worden door je knecht, dat is te gemakkelijk en dat geeft geen aanzien. Je wil erkend worden door andere meesters. Francis Fukujama gebruikte dat inzicht om in zijn controversieel boek Het einde van de geschiedenis te bewijzen dat democratie en vrije markt onafwendbaar de wereld zouden veroveren. Want alleen in die systemen krijg je erkenning door vrije agenten. In de praktijk merken we daar de jongste tien jaar steeds minder van. Nog enkele eeuwen geduld.

Veel weerstand tegen bijvoorbeeld kunst door of met artificiële intelligentie vindt daar zijn oorsprong. Als geniale kunstenaar zoeken we geen erkenning wegens onze skills om op de juiste knopjes te duwen. Erkenning door de knecht AI is ons te min. Voorlopig toch.

De elite presenteert zich graag als meritocratisch: “Wij hebben het gemaakt door talent, discipline en volharding.” Maar ze continueert haar succes via aristocratie: ons kent ons. In dat gesloten circuit wordt samenwerking een codenaam voor coördinatie van privileges. De groten vormen geen netwerk om iets nieuws te scheppen, maar om het bestaande te behouden en samen te genieten van wat echt belangrijk is, zoals… Wel, je kon het vragen aan Jeffrey Epstein. Kleine spelers brengen risico, ruis en onvoorspelbaarheid. Macht haat ruis. Ze vertellen graag dat je onzekerheid moet koesteren en risico moet nemen, maar zodra ze aan de top zijn, vermijden ze alle onzekerheid. Zekerheid vinden ze vooral bij hun soortgenoten, die er ook voor zorgen dat ze geholpen worden als ze in de problemen raken. Waar dienen anders vrienden voor?

De auteur is emeritus professor management aan Vlerick Business School. Marcbuelens.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise