Jef Wellens
‘Geen fiscale cadeautjes meer’
Hoe je het ook draait of keert, voor een tweeverdienergezin is de prijsstijging van de dienstencheques een forse koopkrachtverlaging.
Sinds 2014 bepalen de gewesten zelf welke belastingverminderingen ze aan hun inwoners toekennen. Zo zal het Vlaamse Gewest tegen 2025 alle fiscale uitgaven hebben afgeschaft die het na de zesde staatshervorming van de federale overheid heeft geërfd. In 2016 ging de belastingvermindering voor dakisolatie op de schop. Twee jaar later volgde het belastingvoordeel voor de verbouwing van een verhuurde ‘sociale woning’. In 2019 moest de Vlaamse woonbonus eraan geloven; een lelijke streep door de rekening van menig jonge bouwer of verbouwer. En dit jaar wordt finaal paal en perk gesteld aan de belastingvermindering voor Vlaamse dienstencheques en wijk-werkencheques, de vroegere PWA-cheques. Een complete tabula rasa. Vlaanderen haalt de fiscale broeksriem aan.
Dat staat in schril contrast met de andere gewesten. Brussel snoeide ook wel in zijn fiscale uitgaven. Dat gewest behield nog enkel het fiscale voordeel voor verhuurde sociale woningen en voor diensten- en PWA-cheques. Maar Brussel is wel het enige gewest dat zijn opcentiemen en dus zijn inkomsten uit de personenbelasting verlaagde om zich fiscaal aantrekkelijker te maken voor nieuwe inwoners. Wallonië spant echter de kroon. Dat gewest bleef tot nu als enige álle hogergenoemde fiscale voordelen aan zijn inwoners toekennen, met die nuance dat de ‘Cheque Habitat’, de vervanger van de Waalse woonbonus, zou worden afgeschaft voor nieuwe leningen gesloten vanaf 2025.
Dat Vlaanderen al veel langer en drastischer snoeit in zijn fiscale uitgaven, is opmerkelijk gezien de erbarmelijke financiële situatie waarin zowel het Brusselse als het Waalse gewest zich bevindt. Met een overheidsschuld die het dubbele van de inkomsten bedraagt, bleven Wallonië en Brussel zich tot vandaag vastklampen aan dure fiscale snoepjes, waarvoor Vlaanderen, met een veel lagere schuldgraad, niet langer bereid is de prijs te betalen. Fiscaal woon je in dit land maar beter in een regio die het niet te nauw neemt met haar begrotingsdiscipline…
Terug naar Vlaanderen, dat zijn pijlen heeft gericht op de gesubsidieerde arbeid met dienstencheques. Die cheques worden voor de gebruiker flink duurder: enerzijds door de prijs van een dienstencheque – het equivalent van één uur arbeid – op te trekken van 9 tot 10 euro en anderzijds door het belastingvoordeel van 20 procent af te schaffen voor dienstencheques die na dit jaar worden aangekocht. De prijs van een dienstencheque verhoogt daarmee met meer dan 40 procent. Een dienstencheque kost vandaag netto, na belastingvermindering en besparing op de gemeentebelasting, slechts 7,05 euro. Volgend jaar kost die cheque netto 10 euro.
Als u wekelijks zes cheques gebruikt, betaalt u jaarlijks 850 euro meer voor uw schoonmaakhulp, los van de stijgende administratiekosten die dienstenchequebedrijven aanrekenen. Hoe je het ook draait of keert, voor een tweeverdienergezin is dat een forse koopkrachtverlaging. Wil dat gezin fiscaal het onderste uit de kan, dan doet het er goed aan om dit jaar nog extra cheques in te slaan, om die pas volgend jaar te gebruiken.
Dat kan niet ongebreideld. Cheques zijn slechts twaalf maanden geldig en per persoon geeft maximaal voor 1.790 euro gekochte cheques recht op belastingvermindering. Gesteld dat een gezin dit jaar al 300 cheques kocht – het fiscale maximum van 198 door de ene partner en 102 door de andere partner – dan koopt die laatste het best dit jaar nog 96 cheques bij, want volgend jaar kosten die hem 283 euro meer. Eventueel kunnen, door het prijsverschil van een euro, nog meer cheques worden gekocht, zolang ze maar tegen eind 2025 worden besteed.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier