Jan Tuerlinckx

‘Fantasie of Kafka? Nee hoor, een gangbare praktijk’

Jan Tuerlinckx Jan Tuerlinckx is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

U bent een ondernemer, en u hebt niks te verbergen. Dat u onderworpen wordt aan een belastingcontrole geeft desondanks een lastig gevoel. Maar u weet ook dat ‘compliant’ zijn een onvermijdelijk onderdeel is van ondernemen, en dus ook de controle daarop. En wanneer Big Brother – wat een moderne overheid is – een controle uitvoert is dat nu eenmaal ongemakkelijk. Niks aan te doen.

Maar is dat ongemak nog maatschappelijk en democratisch te verantwoorden wanneer Big Brother meerhoofdig blijkt te zijn? Wanneer bijvoorbeeld tijdens een lopende belastingcontrole een tweede controle wordt opgestart, over dezelfde belasting dan nog, en over dezelfde belastbare periode. Weliswaar door een andere gewestelijke dienst. Het KMO-team Leuven heeft al een controle opgestart, enkele weken later gevolgd door het KMO-team Kortrijk. Fantasie of Kafka? Geen van beide; het is een gangbare praktijk. Het heeft zelfs een naam: het basket-principe.

Het houdt in dat taken automatisch worden toegewezen aan de ‘meest geschikte’ ambtenaar. De achtergrond is dat de belastingdienst in de loop der jaren steeds minder personeel telt. Sommige diensten krijgen daardoor het werk niet meer rond. Het basketsysteem wijst taken toe ‘volgens prioriteiten op basis van middelen’. Het betekent dat de taken – zelfs deeltaken – en dossiers over de verschillende centra in België worden verdeeld. Waar de belastingplichtige woont of onderneemt, is daarbij van minder belang.

Een grootschalige geografische verdeling van de belastingcontroles, kan – lees maar ‘zal’ – nadelig zijn voor de kwaliteit en voor de ontwikkeling van de lokale kennis.

Dat managementcredo gaat gepaard met onvermijdelijke problemen. Het Rekenhof zegt onomwonden dat lokale terreinkennis niet alleen nuttig, maar zelfs essentieel is. Nabijheid van de controlerende instantie garandeert inzicht in het lokale economische weefsel. De controleur weet hoe de business werkt in zijn regio, en weet waar de risico’s zitten. De gemiddelde accountant moet je daarvan overigens niet overtuigen. Cliënten die hun activiteiten ver weg hebben, moeten zij volgens de antiwitwaswetgeving als een hoger risico inschalen. Een grootschalige geografische verdeling van de controles, kan – lees maar ‘zal’ – nadelig zijn voor de kwaliteit en voor de ontwikkeling van de lokale kennis, concludeert het Rekenhof.

De belastingplichtige krijgt niet alleen twee parallel lopende controles te verwerken, hij moet ook niet zelden twee keer dezelfde vraag beantwoorden. Daarom moeten we naar een uitbreiding van het principe van de ‘unieke gegevensinzameling’, ook bekend als ‘Only Once’. Dat verplicht de overheid om verplichte procedures of formulieren voor burgers en ondernemingen te vereenvoudigen. Het moet vermijden vermijden dat burgers en ondernemingen steeds opnieuw dezelfde gegevens moeten verstrekken. Eén keer moet volstaan.

Het basket-principe is kortom allerminst klantvriendelijk. De vraag is of dat voor de federale overheidsdienst Financiën wel een criterium is. Hij heeft het nog altijd over de ‘belastingplichtige’. De Nederlandse Belastingdienst spreekt van de ‘cliënt’, om te benadrukken dat een vertrouwensrelatie de basis moet zijn. Dat wordt al problematisch als een belastingplichtige vanuit de diepe Kempen voor een gewone belastingcontrole naar Brugge moet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content