Er moet alles aan worden gedaan om wie kan werken, te activeren. Niet door streng te straffen, maar door slim te stimuleren.
Er is een begrotingsakkoord. In een politiek landschap dat vaker blokkeert dan vooruitkijkt, voelt dat bijna als een prestatie op zich. Maar alweer wordt naar de ondernemers gekeken. Naar de economische motor die al jaren op volle toeren draait, terwijl één remblok voortdurend aansleept: de hoge kosten van onze arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Ja, er zijn noodzakelijke maatregelen genomen. Maar opnieuw stijgt het aandeel van de nieuwe inkomsten, wat eigenlijk een eufemisme is voor: we halen het geld waar we denken dat het zit. Niemand lijkt zich de essentiële vraag te stellen: waar verdwijnt het geld naartoe dat we al jarenlang in dit systeem pompen? Waarom kijken we eerst naar de inkomsten, en pas helemaal aan het einde, bijna schoorvoetend, naar de uitgaven?
Dat brengt me bij de olifant in de kamer: de activering van mensen die leven van een uitkering. Het debat daarover durven we in België nauwelijks te voeren. Want zodra je er kritisch naar kijkt, wordt dat al snel opgevat alsof je de mensen viseert die echt niet kunnen werken. Dat is niet het punt. Maar we mogen ook niet blind zijn voor de realiteit: het systeem creëert te veel mogelijkheden om niet te werken. Zoveel zelfs dat sommige mensen er financieel nauwelijks op vooruitgaan door wel te werken. Dan loopt er fundamenteel iets fout.
Anekdote 1: de man die werk zocht. Ik werd onlangs nog eens met de neus op het probleem gedrukt. Op een moment dat het bijzonder druk was, vroeg een man of we geen werk hadden. Ik contacteerde hem en vroeg of hij een week kon inspringen. Dat bleek niet mogelijk te zijn, het moest een langlopend halftijds contract zijn, zodat het combineerbaar was met een halftijdse ziekte-uitkering, anders zou hij die verliezen. Dan breekt mijn klomp. Dat is niet de schuld van die man, maar van een structuur die zo rigide is dat het mensen niet toelaat te werken. Elke dag dat iemand die kan en wil werken, niet werkt, kost dat de samenleving geld. Dus graag wat meer flexibiliteit.
Anekdote 2: uitzendarbeid is een gokspel. Ook in ons bedrijf werken we regelmatig met uitzendkrachten. Het gebeurt meer dan eens dat mensen de eerste dag gewoon niet komen opdagen. Of één dag komen, cashen, en daarna verdwijnen. En wie betaalt uiteindelijk opnieuw de rekening als die persoon niet werkt? Juist: wij allemaal, de ondernemers en de werknemers die wel bijdragen. Een arbeidsmarkt waar vrijblijvendheid geen gevolgen heeft, is een arbeidsmarkt die zichzelf ondergraaft. Wie zich engageert om te komen werken, moet ook komen werken.
Anekdote 3: aanvullende vergoedingen die demotiveren. En dan zijn er nog de talrijke verzekeringen tegen inkomensverlies. Opnieuw: die zijn goed voor wie het echt nodig heeft. Maar laten we eerlijk zijn: hoe motiverend is het nog terug te keren naar de werkvloer, als je door al die systemen nauwelijks inkomen verliest? Goedbedoelde bescherming mag geen hangmat worden, zeker niet in tijden waarin elk paar handen telt.
Christophe Deborsu toonde onlangs in zijn documentaire Sans boulot, tous fraudeurs? pijnlijk aan hoe makkelijk het is in een uitkering te blijven hangen. Niet uit slechte wil, maar omdat het systeem zo ontworpen is. We betalen jaarlijks miljarden om mensen te ondersteunen die niet werken. Voor wie niet kan werken, hoort dat zo. Maar er moet wel alles aan worden gedaan om wie kan werken, te activeren. Niet door streng te straffen, maar door slim te stimuleren. De regering zegt dat ze honderdduizend langdurig zieken wil activeren. Ik hoop dat ze woord houdt. Iedereen moet solidair mee het bad in. Kijk eerst waar geld onnodig weglekt, vraag dan pas aan ondernemers opnieuw bij te dragen. Ondernemers zijn bereid hun deel te betalen, maar niet om een systeem te blijven financieren waarvan zelfs de meest gemotiveerde werkzoekende toegeeft dat het hem tegenhoudt vooruit te komen.