Rudy Aernoudt

‘Een speelveld waar iedereen dezelfde regels volgt: waar wacht Europa op?’

Rudy Aernoudt professor corporate finance aan UGent

Misschien moeten we onze interne markt beschermen door alleen producten en diensten van ondernemingen toe te laten die dezelfde sociale en milieunormen respecteren, die aan de bedrijven in Europa worden opgelegd, schrijft professor Rudy Aernoudt.

De breuk in de aanbodketen, of de supply disruption, was zowat het buzzwoord van de vorige maanden. Twee derde van de Belgische bedrijven zag zich ermee geconfronteerd. Bouwbedrijven kampten met houttekorten, de voedingssector met graantekorten, en de gebroken aanbodketen was de grootste oorzaak van inflatie, na de energieprijzen. Maar nu we geleidelijk terugkeren naar business as usual, komen ethische factoren inzake de aanbodketen, zoals kinderarbeid, weer ten berde.

Naar schatting werken bijna 80 miljoen kinderen in mijnen, textielfabrieken of op plantages, en er bestaat een reële kans dat de door hen gemaakte goederen onze interne markt bereiken. Waarom zouden we daar iets moeten aan doen?

Menswaardig

Ten eerste zijn er natuurlijk de humane aspecten. We sussen ons geweten door omwille van het klimaat elektrisch te gaan rijden. Overheden haasten zich om mensen geen andere optie te geven, hoewel we niet genoeg propere elektriciteit kunnen produceren en nog geen afdoende oplossing hebben voor de afbraak van de afgeschreven ‘batterijen op wieltjes’.

Maar er is meer. De accu’s van de elektrische auto’s, net zoals die van onze pc’s en smartphones, zitten vol kobalt. De helft van de wereldwijde kobaltwinning vindt plaats in de ‘Democratische’ Republiek Congo en gebeurt er vaak met de hand. Talloze mijnwerkers zijn minderjarig en de werknemers komen doorgaans onbeschermd met de delfstof in aanraking. Voor het milieu is het vermoedelijk ook niet zo goed.

Economische rationale

Maar ook economisch houdt het verbieden van kinderarbeid in Europa geen steek, als we goederen importeren die door kinderen worden geproduceerd; net zoals CO2-normen niet kunnen, als ook buitenlandse producenten zich er niet aan hoeven te houden.

Het enige gevolg is immers dat onze bedrijven dan niet kunnen opboksen tegen buitenlandse concurrenten die sociale en milieunormen aan hun laars lappen.

Wat kunnen we doen?

In afwachting van de goedkeuring van de Europese voorstellen voerde Duitsland begin 2023 al de Supply Chains Act in. Dat is een manier om die onwaardige omstandigheden te bestrijden. Het verplicht bedrijven (voorlopig enkel bedrijven met meer dan 3.000 werknemers) erop toe te zien dat hun directe toeleveranciers de mensenrechten en het milieu respecteren.

Europa gaat nog veel verder. De ontwerp-EU-richtlijn, officieel de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDD) genoemd, eist dat bedrijven de hele toeleveringsketen controleren en niet alleen de directe leveranciers, zoals het geval is met de Duitse wet. De nieuwe EU-verordening bevat bovendien een wettelijke aansprakelijkheid voor bedrijven, en gedupeerde partijen kunnen een schadevergoeding eisen bij de Europese rechtbanken. Bedrijven vanaf 500 werknemers (250 indien impact-bedrijven) zouden onder de richtlijn vallen. Na de Europese goedkeuring hebben de lidstaten twee jaar om de richtlijn om te zetten in de nationale wetgeving.

Naar een loyal playing field?

Maar misschien moeten we in plaats van steeds meer regels op te leggen aan onze ondernemingen, onze interne markt beschermen door alleen producten en diensten toe te laten van ondernemingen die dezelfde sociale en milieunormen respecteren, die aan de bedrijven in Europa worden opgelegd.

Van een level playing field is immers geen sprake, als bedrijven concurreren op de Europese markt zonder dezelfde spelregels te moeten respecteren.

Dat is geen vorm van protectionisme, maar van het creëren van een speelveld waar eenieder dezelfde regels volgt: een loyal playing field. Waar wacht Europa op?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content