Het is geen toeval dat opiniestukken populairder zijn dan reportages. Een mening is sneller te fabriceren dan een werkelijkheid te doorgronden.
Mijn broer gaf jarenlang les aan studenten journalistiek. Hij leerde hen verhalen te vinden, te verifiëren en ze met respect voor de waarheid te vertellen. Zijn oud-studenten werken vandaag op grote redacties, bij kleine onlineplatforms, podcasts en nieuwssites. “En bijna allemaal”, zegt hij, “zien ze alleen nog schermen.” De meeste journalisten werken minder dan een keer per week buiten, een op de drie maakt nooit een verhaal op locatie.
Ik heb het voorrecht gehad duizenden kilometers te reizen met Dirk Tieleman, een doorgewinterde journalist van de oude school. Altijd met minstens twee partijen spreken. Ter plekke gaan. Vertrouwen winnen en onderhouden. Nu nog heeft hij netwerken in de landen waar hij ooit actief was. Zijn lievelingsinstrument: reisgidsen en papieren kaarten. Dan weet en voel je waar je bent. Waze volgen is gemakkelijker, maar je hebt geen enkele beslissing zelf genomen. Moderne journalistiek is steeds meer Waze-journalistiek: tikken, scrollen, monteren, publiceren, maar niet op pad gaan.
Neem de overstromingen in Wallonië in 2021: een meerderheid van de verslaggeving kwam tot stand via sociale media, dronebeelden en perscommuniqués. Journalisten volgen hashtags, algoritmen, statements op X of zelfs TikTok. Ze hoeven niet meer te bellen of aan te bellen. Dat bespaart tijd en produceert behoorlijk veel tekst. Je weekendkrant moet vol raken, de blogs gevuld, de substacks worden ellenlang.
Maar er gaat iets subtiels verloren: de Franse reporter Florence Aubenas noemde dat “de verdwijnende geur van de koffie”. Vroeger dronk je koffie met je bron, je zag hun nervositeit, hun twijfels. Nu lees je een tweet. Wie permanent in schermen leeft, slijt zijn zintuigen. Neurowetenschappers spreken van digital narrowing: langdurig schermwerk vernauwt de visuele aandacht en vlakt de perifere waarneming af.
Echte journalistiek begint waar het persbericht ophoudt. Jonge redacteurs moeten echter soms twintig stukken per week fabriceren. Nieuwsgierigheid – het verlangen om iets te ontdekken – maakt plaats voor ‘nieuwsstromigheid’, de plicht om niets te missen. Dat is het verschil tussen een reporter die ’s nachts op pad gaat om te weten wie in dat café komt, en eentje die wacht tot iemand anders een filmpje plaatst. Nochtans is nieuwsgierigheid een van de weinige wapens om psychisch gezond te overleven in tijden van onzekerheid.
Het gevolg: verhalen over beleid, niet over beleving. Over cijfers, niet over zuchten. Het is geen toeval dat opiniestukken populairder zijn dan reportages. Een mening is sneller te fabriceren dan een werkelijkheid te doorgronden. Men vergeet al te snel de wijsheid uit de musical Tsjechov: “Een standpunt kost maar drie kopeken, en is te koop op elke straathoek, in een oneindig sortiment, een standpunt is iets anders dan talent.”
Wie op pad gaat, ontmoet onverwachts mensen, hoort terloopse verhalen, ziet bijfiguren die hoofdpersonages worden. Achter een scherm is er geen toeval. Daar is enkel de zoekterm, de prompt of de videoreel. De moderne journalist leeft in dezelfde algoritmische ruimte als zijn lezers. Hij klikt, leest, deelt, en schrijft vervolgens over wat hij online aantrof. Zo wordt de journalistiek een echo van het internet. Als journalisten nooit meer iemand ontmoeten die nog niet in hun netwerk zit, verdwijnt de verrassing. En met haar verdwijnt ook de democratische vitaliteit van de pers.
Vroeger moest een verslaggever soms uren wachten op weg naar een dorp, en dagen op de publicatie van zijn artikel. Die traagheid was ook een vorm van denken. Vandaag is de reflex: nu publiceren, desnoods later corrigeren. Als wekelijkse columnist heb ik gelukkig wat meer ademruimte. Echte journalisten, opgejaagd door de clickbaits, hebben minder speelruimte. Ik ben niet jaloers.