De regering-De Wever maakt een punt van de strijd tegen de vervennootschappelijking.
Vervennootschappelijking. Die tongbreker wordt weleens gebruikt als zelfstandigen hun activiteit niet langer als natuurlijk persoon uitoefenen maar onderbrengen in een vennootschap. Dat doet ook de federale regering in de plannen die ze op tafel legt. De regering-De Wever maakt een punt van de strijd tegen de vervennootschappelijking. Een aantal ingrepen – de ene al wat (sur)realistischer dan de andere – moet ervoor zorgen dat zelfstandigen in de personenbelasting blijven en beletten dat ze uitwijken naar de vennootschapsbelasting. Hoe? Door de personenbelasting voor hen aantrekkelijker te maken.
Zo komt er – weliswaar vanaf 2027 – een nieuwe ondernemersaftrek die het belastbaar inkomen en zo de belastingdruk van de zelfstandige verlaagt. Die aftrek is eerder symbolisch. Hij bedraagt in principe 10 procent van de winst of de baten van de zelfstandige, maar wordt beperkt tot 620 euro per jaar. Vanaf 2029 verhoogt dat maximum tot 830 euro. De aftrek geldt enkel in de personenbelasting. Of een besparing van enkele honderden euro’s de zelfstandige zal overtuigen niet te kiezen voor een vennootschap, is nog maar de vraag.
Als zelfstandige betaal je een boete of ‘belastingvermeerdering’ als je tijdens het jaar niet spontaan een voorschot betaalt op je verschuldigde belasting. Die boete loopt al snel op tot 1.000 euro en meer. Wel, die boete wordt afgeschaft in de personenbelasting, toch voor de zelfstandige ondernemer met winst of de vrije beroeper met baten. Hij kan wel nog altijd vooraf betalen om een bonificatie of intrestvoordeel te krijgen. Voor een zelfstandige bedrijfsleider blijft de boete wel gelden. Want wie bedrijfsleider zegt, zegt vennootschap. Ook voor hem of haar de boete schrappen, valt niet te rijmen met de strijd tegen de vervennootschappelijking. Daarom behoudt de regering ze, zowel voor de bedrijfsleider als voor zijn vennootschap.
Vooraf betalen doe je per kwartaal en een jaar telt vier kwartalen. Niet voor de federale regering, want ze voegt er nog een vijfde kwartaal aan toe, dat loopt tot 20 februari van het volgende jaar. Dat vijfde kwartaal laat de zelfstandige toe exact te bepalen hoeveel zijn belastbaar inkomen het vorige jaar bedroeg, om zijn bonificatie te optimaliseren. Maar eerlijk gezegd, die constructie oogt gekunsteld. Hoe stop je vijf kwartalen in een jaar? Doe je een voorafbetaling op 21 februari 2027, dan wordt dat, zoals vandaag, beschouwd als een betaling in het eerste kwartaal van 2027. Doe je de voorafbetaling een dag eerder, dan is dat een betaling in het vijfde kwartaal van 2026. Dat wordt wennen en vooral goed plannen.
Het belangrijkste wapen in de strijd tegen de vervennootschappelijking is geen nieuwe maatregel, maar een bijna dertig jaar oude maatregel die nieuw leven wordt ingeblazen: het belastingkrediet voor aangroei van eigen middelen. Dat fiscale voordeel bestaat enkel in de personenbelasting. Gebruikt u eigen middelen voor uw zelfstandige activiteit – doet u bijvoorbeeld klantenbezoeken met uw eigen wagen – dan zijn die activa uw beroepsvermogen. Als dat vermogen toeneemt, bijvoorbeeld door te investeren in een nieuwe wagen, krijgt u 10 procent van de aangroei van uw vermogen terugbetaald als belastingkrediet, voor maximaal 3.750 euro. In uw startjaar is alles automatisch ‘aangroei’, want u start van nul. Een starter met een kantoor thuis met een fiscale waarde van 32.000 euro, na aftrek van schulden, krijgt zo 10 procent of 3.200 euro cadeau. Maar u moet het voordeel wel claimen in uw belastingaangifte. Amper 10.000 zelfstandigen doen dat.
Onbekend is onbemind. Of zoals een accountant getuigde, toen ik de maatregel onlangs toelichtte in een opleiding: “Hoewel ik meer dan twintig jaar in het vak zit, heb ik dat nooit toegepast voor klanten. Gewoon omdat ik niet wist dat het bestond.” Reden genoeg dus om het belastingkrediet uit de vergetelheid te halen, zeker nu de federale regering het voordeel verdubbelt tot 20 procent, met een maximaal voordeel van 7.500 euro.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer