Het blijft een van die merkwaardige cultuurverschillen tussen buurlanden. Op hun jaarlijkse persconferenties praten Audi, Bosch of Siemens uitvoerig over duaal leren. De Duitse industriële wereldconglomeraten pakken dan vol trots uit met het aantal jongeren dat bij hen deels werkt, en deels onderwijs volgt. Het is en blijft voor die Duitse economische motoren een van de graadmeters voor hun huidige en toekomstige succes.
Er is niks mis met duaal leren en werken, en nog minder met een keuze voor het beroepsonderwijs.
En in België? Wij hebben het graag over ‘de meest aantrekkelijke werkgever’. Dat is een mooi, maar een lijstje met werkplekken waar ook leerlingen welkom zijn, ontbreekt. Duaal leren blijft zwak scoren in dit land.
Maar als we de kracht van onze industrie willen aanzwengelen, kijken we toch best ook even naar onze oosterburen. Duaal leren en werken is een onmiskenbare troef voor de concurrentiekracht van de Duitse industrie. Bovendien is de jeugdwerkloosheid in West-Europa het laagst in de Duitstalige landen.
De Duitse motor mag dan vandaag wat sputteren, hij blijft een rolmodel voor de wereld. Zowel India als het Verenigd Koninkrijk maakt ook al gebruik van het duaal systeem. Het VK haalde de mosterd in Duitsland, want het wilde na de bankencrisis minder afhankelijk zijn van de dienstensector. En de rol van Duitsland als Europese motor wordt deels door Frankrijk overgenomen. Ook onze zuiderburen leggen de focus op industriële troeven.
België mag op dat vlak nog een tandje bijsteken, zeker na het faillissement van de voertuigenbouwer Van Hool en de perikelen bij Audi Brussels. Er is niks mis met leerlingen die deels onderwijs volgen en deels op de werkvloer staan. En er is nog minder mis met een keuze voor beroepsonderwijs. Daar wordt nog altijd op neergekeken, terwijl zowat elk bedrijf handenwringend technici zoekt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier