Anton Van Zantbeek

‘Een belastingverhoging van 150 procent: een ruw ontwaken voor vzw’s en stichtingen’

Het fiscale parcours van de Vivaldi-regering blijft verrassen. Een grote fiscale hervorming is niet gelukt, maar naar jaarlijkse gewoonte wordt er wel duchtig gerommeld in de marge. En dus werd nog maar eens een fiscale potpourriwet aangenomen. Daarin staat onder meer de wettelijke basis voor het fiscale cadeau dat minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) heeft gedaan aan de Belgen die op de staatsbon op één jaar hebben ingetekend.

Het opvallendst is dat de belasting ter vervanging van de successierechten vanonder het stof wordt gehaald. Die dateert van 1921. Het tarief van de belasting ligt sinds 1961 vast op 0,17 procent. De belasting is jaarlijks verschuldigd door vzw’s en private stichtingen op hun vermogen. Die vermogensbelasting is ingevoerd omdat zulke rechtspersonen niet overlijden en geen sterfelijke aandeelhouder hebben. Het zijn zwevende vermogens, die anders nooit aan successierechten zouden worden onderworpen. Vandaar werd een jaarlijkse maar beperkte belasting op het vermogen van de vzw of stichting geheven. De belasting is verschuldigd op het brutovermogen. Schulden zijn met andere woorden niet aftrekbaar.

Tot voor kort stond die belasting op niemands radar. Ze heeft in de honderd jaar dat ze bestaat ook nog maar enkele keren tot een rechtszaak geleid. Het is dan ook een ruw ontwaken voor veel vzw’s en stichtingen, nu minister Van Peteghem die belasting aanzienlijk verhoogt. Het evenredige tarief van 0,17 procent wordt vervangen door een progressieve schaal, die gaat van 0,15 over 0,30 tot 0,45 procent voor het deel van het vermogen boven 500.000 euro. Dat betekent voor grote vzw’s een belastingverhoging van meer dan 150 procent. De minister verantwoordt die exorbitante en ondoordachte verhoging met de laconieke boutade dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Voor het overige geeft hij geen enkele verantwoording.

De vraag is niet of gediscrimineerde vzw’s naar het Grondwettelijk Hof zullen stappen. Wel hoeveel het er zullen zijn.

Uiteraard zijn er vzw’s waarvoor die 0,45 procent geen probleem gaat stellen. Maar er zijn ook heel vermogende vzw’s die door die belastingverhoging in financiële moeilijkheden zullen komen. Het is niet omdat een vzw een vermogen heeft, dat ze ook geld heeft om die jaarlijkse vermogensbelasting te betalen. Denk bijvoorbeeld aan een vzw die erfgoed, schilderijen of natuurgebieden aanhoudt.

Wat ook stoort, zijn de vrijstellingen. Als een Romeinse keizer oordeelt Van Peteghem lukraak dat bepaalde vzw’s de belastingverhoging niet hoeven te ondergaan. Eerst werd een uitzondering gemaakt voor de zorgsector. Na wat achterkamergelobby worden ook vzw’s die actief zijn in de sport-, cultuur- en onderwijssector ontzien. Vervolgens ontlopen ook maatwerkbedrijven, medische huizen, erkende dierenasielen en private archieven de belastingverhoging. Er valt iets voor te zeggen dat ze de dans ontspringen. Maar dat geldt ook voor pakweg Artsen Zonder Grenzen, de Abdij der Trappisten van Westmalle, beroepsverenigingen (die overigens sinds dit jaar de vorm van vzw hebben moeten aannemen), sociale secretariaten, Scouts en Gidsen Vlaanderen en Kom op tegen Kanker. Ook zij dragen zonder winstoogmerk bij aan de maatschappij. Waarom zij dan bijna drie keer zoveel belasting moeten betalen dan andere, is geheel arbitrair.

En zo stoot de politiek zich weer aan de steen van het gelijkheidsbeginsel. De overheid moet belastingplichtigen gelijk behandelen. Een verschillende behandeling is enkel mogelijk als daarvoor een redelijke verantwoording voorligt. De vraag is niet of gediscrimineerde vzw’s naar het Grondwettelijk Hof zullen stappen. Wel hoeveel het er zullen zijn.

De auteur is advocaat bij Rivus en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content