Marc De Vos
‘De vloek van Von der Leyen’
“We weten allemaal wat we moeten doen, maar we weten niet hoe we herkozen kunnen worden als we dat eenmaal hebben gedaan.” Dat zei Jean-Claude Juncker in 2007 als voorzitter van de Europese Commissie. Anno 2024 zou de ‘vloek van Juncker’ kunnen luiden dat Europese politici wel weten wat ze moeten doen, maar niet hoe ze dat moeten betalen. Noem het de vloek van Ursula von der Leyen.
Niet minder dan drie grote toekomstrapporten – Letta over de interne markt, Draghi over competitiviteit en Niinistö over economische en civiele weerbaarheid – bezweren de Europese leiders om door te pakken, met economische integratie, met innovatie en investeringen in kritieke sectoren en technologieën, en met zelfredzaamheid in crisissen en conflicten. Alle drie vergen een forse Europese federalisering, gekoppeld aan naar Europese maatstaven enorme bedragen. Draghi alleen al bepleit 800 miljard euro extra per jaar, zowat een verviervoudiging van het hele jaarlijkse EU-budget.
Hoe moet Europa dat in hemelsnaam betalen? De elegantste oplossing is een massieve publiek-private samenwerking: een spaar- en investeringsunie die de versnipperde Europese kapitaalmarkten poolt voor strategische EU-brede investeringen. Daarvoor moet de Europese Unie, samen met de Europese Investeringsbank, bedrijven in pakweg defensie, halfgeleiders, biotech, artificiële intelligentie, telecom en energie-infrastructuur kunnen faciliteren in grootschalige projecten, met gegarandeerde overheidsbestedingen en/of marktpotentieel als verdienmodel. Een variant daarvan is Europees spaargeld mobiliseren voor Oekraïne via een ‘oorlogsbon’ die mee de Europese militaire productie opschaalt. Vooralsnog politieke fantasie.
Europese politici weten wat ze moeten doen, maar niet hoe ze dat moeten betalen.
Dan zijn er de belastingen. Een Europese Unie die inzet op invoer- en emissieheffingen en andere belastingen om het Europese speelveld voor handel fair en duurzaam te maken, is een unie die jaarlijks tientallen miljarden kan investeren. Als die belastingen moeten komen van de industrie die Europa wil behouden of nodig heeft, is dat weinig productief. Als ze moeten komen van bedrijven uit landen waarmee Europa geen handelsoorlog wil – denk aan de Verenigde Staten onder Trump – is dat destructief. Een kleine algemene EU-heffing betaald door alle EU-burgers of -gezinnen zou veel meer slagkracht geven en de missie van de Unie voor iedereen tastbaar maken. Maar ook dat blijft politiek ondenkbaar.
Resten de schulden, doorgaans politiek zeer denkbaar. Juist op het moment dat er zwaar moet worden geïnvesteerd, legt de muntunie opnieuw begrotingsregels op aan de lidstaten. Die regels laten wel ruimte voor publieke investeringen, maar telkens via onderhandelingen per land. Aan het einde van die rit wacht dan nationale overheidssteun, vaak te kleinschalig, en ook problematisch vanwege de concurrentievervalsing tussen de Europese landen. Ook het Europese relancefonds na de pandemie is een distributiecentrum voor nationale subsidies. Europese schulden die rechtstreeks vanuit Europa worden gemaakt om te investeren, die politieke Rubicon moeten de lidstaten nog oversteken. Idem voor het Europees bundelen en sturen van nationale subsidies richting pan-Europese investeringsprojecten.
Europa heeft niet alleen te weinig middelen, het weet ook niet hoe die snel en efficiënt te besteden. De EU-processen zijn traag, bureaucratisch en doorgaans weinig transparant voor de participerende bedrijven. Individuele landen of coalities van landen kunnen sneller reageren als de druk hoog is – ook de Verenigde Staten en China. Als de Europese Unie echt wil doorpakken, moet ze vanuit Brussel snel kunnen investeren en partneren in, met en voor bedrijven of bedrijvenclusters. Die tak van sport moet Europa nog ontdekken. Misschien is daar wel een Draghi-commissie voor nodig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier