Hoewel de wettelijke implementatie van het recht om fiscale fouten te maken moet worden toegejuicht, kunnen er toch bedenkingen worden gemaakt
De programmawet van 18 juli 2025 heeft het recht om fiscale fouten te maken wettelijk erkend. Het Wetboek Inkomstenbelastingen bepaalt nu dat de fiscus geen belastingverhoging van 10 procent meer kan opleggen als een belastingplichtige voor het eerst en te goeder trouw een fiscale overtreding heeft begaan. De wetgeving voorziet er ook in dat de goede trouw automatisch wordt vermoed in het voordeel van de belastingplichtige, wat betekent dat de fiscus moet aantonen dat de belastingplichtige te kwader trouw is of frauduleuze handelingen heeft gesteld.
De fiscale administratie heeft met de circulaire 2025/C/49 een eerste commentaar gepubliceerd over de nieuwe sanctieregeling, waaruit onder meer blijkt dat wanneer er tijdens een controle meerdere fiscale overtredingen worden vastgesteld, die allemaal als ‘eerste overtredingen’ zullen worden beschouwd. En fiscale overtredingen die dateren van meer dan vier jaar na een eerste overtreding, zullen opnieuw als een eerste overtreding worden beschouwd.
Het recht om ongestraft fiscale fouten te maken is een welgekomen maatregel voor de fiscale praktijk. Door de toenemende complexiteit van de fiscaliteit maken belastingplichtigen of de cijferberoepers die belastingplichtigen bijstaan meer fouten. Enige clementie was dan ook op zijn plaats, temeer omdat ook in andere landen zulke regelingen bestaan.
In België is de bal aan het rollen gegaan naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2024, waarin het Hof heeft gesteld dat een belastingverhoging in de inkomstenbelastingen in beginsel niet wordt toegepast wanneer het om een eerste overtreding zonder oogmerk van fraude gaat. Die rechtspraak werd echter door verscheidene fiscale hoven van beroep niet gevolgd, waardoor er rechtsonzekerheid ontstond.
Dat is ook de politiek niet ontgaan en in het regeerakkoord van de regering-De Wever werd dan ook aangekondigd dat het fiscale boetebeleid wordt hervormd. Met de programmawet van 18 juli werd de afschaffing van de belastingverhoging in geval van goede trouw effectief geïmplementeerd. Bij eerste fouten te goeder trouw wordt er geen automatische sanctie meer opgelegd, maar krijgt de belastingplichtige enkel een waarschuwing. De focus moet liggen op verduidelijking en bijsturing en niet op bestraffing.
Hoewel de wettelijke implementatie van het recht om fiscale fouten te maken moet worden toegejuicht, kunnen er toch bedenkingen worden gemaakt. Zo valt het vooreerst te betreuren dat de afschaffing van de belastingverhoging in geval van goede trouw enkel in de inkomstenbelasting werd ingevoerd, en niet in andere federale belastingen, in het bijzonder in de btw. Nochtans voorziet het regeerakkoord erin dat de afschaffing van de belastingverhoging bij goede trouw van toepassing zal zijn op alle belastingen.
Daarnaast blijkt dat het vermoeden van goede trouw niet geldt bij een aanslag ambtshalve, en die kan worden opgelegd wanneer er geen aangifte of een laattijdige aangifte werd ingediend. Tot slot blijkt dat de afschaffing van de belastingverhoging bij goede trouw enkel geldt voor de nieuwe fiscale aanslagen die de fiscus vestigt vanaf 29 juli 2025. Wellicht liggen budgettaire overwegingen daaraan ten grondslag. Uit het antwoord van de minister van Financiën op de parlementaire vraag van Lode Vereeck (Vlaams Belang) van 28 februari 2025 blijkt dat de fiscale administratie voor het aanslagjaar 2023 48 miljoen euro aan belastingverhogingen van 10 procent heeft ingekohierd.
Dat zorgt er dan ook voor dat de toepassing van het recht om fiscale fouten te maken eigenlijk vrij beperkt blijft, en dat was niet de bedoeling van het regeerakkoord. Dat zal dan ook voor juridische discussies blijven zorgen.
De auteur is advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB