Op de technologische innovatie die vandaag noodzakelijk is om een oorlog te winnen, kun je je niet voorbereiden in vredestijd.
Zeven jaar geleden bestelde ons leger voor 1,5 miljard euro aan pantservoertuigen die ons wellicht 14,4 miljard euro zullen kosten. Een onfortuinlijke beslissing. Want massale investeringen in conventionele wapens als luchtafweer, vliegtuigen, schepen en munitie zijn allesbehalve goed besteed geld. De conventionele oorlog, waarin een klein land als België het verschil niet kan en moet maken, behoort al enige tijd tot het verleden.
Straalvliegtuigen zijn zo goed als afwezig in moderne oorlogsvoering. Wellicht niet verrassend, volgens Elon Musk dienen ze alleen nog om piloten om te brengen. De ijzeren koepel van Israël, met een prijskaartje van 1 miljard euro en waarvan één raket 45.000 euro kost, is bestand tegen straaljagers en artillerie, maar faalt tegen door burgers gemaakte drones. Zo vloog vorig jaar een drone 16 uur lang over een afstand van 2.600 kilometer, om in Tel Aviv naast de Amerikaanse ambassade dood en verderf te zaaien. Ook torpedobootjagers, die elk zowat 2 miljard euro kosten en raketten van 2 miljoen euro per stuk afvuren, worden om de haverklap aangevallen in de Rode Zee door drones ineengeknutseld door rebellen.
Er zijn gemiddeld drie drones van 350 euro nodig om een Russische tank, artilleriesysteem of bewapend voertuig van enkele miljoenen uit te schakelen. In de Zwarte Zee werden Russische oorlogsschepen geëlimineerd door middel van onderwaterdrones. Die kosten evenveel als een dure auto. Ze kunnen 250 kilogram explosieven vervoeren over een afstand van 800 kilometer met een snelheid van 80 kilometer per uur.
Al hebben drones ook last van kinderziektes: het signaal dat een drone aanstuurt, kan vrij eenvoudig worden verstoord. Als reactie daarop worden drones gemaakt die via een kilometerslange flinterdunne glasvezel worden aangestuurd. De volgende generatie – zwermen van drones die gebruikmaken van artificiële intelligentie (AI) en met elkaar communiceren – zit al in de pijplijn.
Wie bouwt al die hypermoderne drones? Je vergist je als je denkt dat die expertise uitsluitend in het bezit is van een select clubje van ingenieurs of getrainde militairen. Burgers maken er dagelijks in werkplaatsen in Oekraïne en fabrieken in Rusland.
Behalve digitale oorlogsvoering met drones zijn ook cyberaanvallen populaire en effectieve strijdmiddelen. Energievoorziening, telecommunicatie, verkeer en openbaar vervoer stilleggen, wordt een fluitje van een cent. Dit jaar werd al 80 procent van de energiecentrales in Oekraïne gesaboteerd, met dagelijkse black-outs tot gevolg. Hacktivisten, die vroeger streden voor het milieu of een sociale zaak, bestoken nu vijandige doelen met cyberaanvallen.
De coördinatie door het leger van al die activiteiten is zo goed als onbestaande. Een leger is niet gemaakt om aan technologische innovatie te doen en zich telkens opnieuw heruit te vinden. Veel burgers gradueren in oorlogstijd verwonderlijk snel tot cyber- of dronespecialisten. Ze helpen hun vrienden aan het front in ruil voor videofilmpjes van hun militaire successen.
De impact van technologie op oorlogsvoering is immens. Wie had verwacht dat Rusland gemakkelijker de elektriciteit in Oekraïne kon saboteren met cyberaanvallen dan Kiev veroveren met tanks? Of dat een Oekraïense zeedrone een Russisch oorlogsvliegtuig uit de lucht zou schieten? Of dat Hamas met bulldozers los door Israëlische grensmuren zou rijden, die voor miljoenen volgestopt zaten met sensoren en AI-systemen?
Op de technologische innovatie die vandaag noodzakelijk is om een oorlog te winnen, kun je je niet voorbereiden in vredestijd. Het is alsof een ondernemer enkele jaren bedrijfje zou spelen, om dan met succes in de echte economie te stappen.
Laat ons hopen dat ons land twee keer nadenkt over het slim besteden van onze miljarden aan defensie. Want alleen zo en vooral zo kan België het verschil maken voor Europa.
De auteur is de CEO van Vanbreda Risk & Benefits