Kan de Belgische gezondheidszorg nog vasthouden aan haar klassieke kracht van vrije keuze, concurrentie, patiëntgerichtheid en loon naar werk?
België is in weinig een referentieland, maar als het op gezondheidszorg aankomt, vinden velen ons een model. Spreek met buitenlanders over hun zorgervaring in België en je krijgt een lofzang over hoe snel, toegankelijk en goedkoop onze zorg wel is, hoe vriendelijk het personeel en hoe competent de artsen. Beleef als Belg een gezondheidscrisis in het buitenland en je merkt het verschil. Natuurlijk: dat is subjectief. Objectief, op basis van internationale kwaliteitsparameters, scoort België bovengemiddeld maar niet superieur, terwijl we achteroplopen in de toegang tot innovatieve behandelingen en medicijnen.
Toegankelijkheid en patiëntervaring zijn belangrijk. België presteert traditioneel sterk door ons model. De overheid subsidieert breed en genereus, wat de kosten voor de patiënt laag houdt. De Belgische verzuiling heeft een sterke concurrentie tussen ziekenhuizen in dezelfde regio in het leven geroepen. De artsen zijn goed opgeleid en moeten, dankzij de concurrentie, hun patiënten verdienen. Ontevreden patiënten kunnen in België gewoon een andere arts opzoeken. Bovendien zijn artsen vrijeberoepers die per prestatie worden betaald: hoe harder ze werken, hoe beter voor hun portemonnee. Geneeskunde is bij ons een quasi-markt: een consumentenmodel zonder de echte prijsdoorrekening.
Die historische sterkte staat onder grote druk. De financiering door de overheid is nog altijd genereus voor de patiënt die doorgaans weinig remgeld betaalt, maar is al lang ondermaats voor de infrastructuur, de technologie en de personeelsondersteuning in ziekenhuizen. Dat weegt op de ziekenhuispraktijk: slechte of ontbrekende toestellen, ontoereikend zorgpersoneel, hogere werkdruk en stress. Private hospitalisatieverzekeringen vullen gaten, met bijkomende loonkosten voor werkgevers en twee snelheden in de zorg. De honoraria die de artsen verdienen, dienen steeds meer als melkkoe om hun omkadering zelf te financieren.
Kan de Belgische gezondheidszorg nog vasthouden aan haar klassieke kracht van vrije keuze, concurrentie, patiëntgerichtheid en loon naar werk?
De arbeidsomstandigheden voor ziekenhuisartsen verslechteren dus structureel. Daarenboven hebben vorige regeringen – met socialistische én liberale ministers – de ziekenhuissector in een proces van fusering en netwerkvorming geduwd. Ziekenhuizen versmelten tot grote groepen, zelfs tussen de aloude zuilen. Welke arts welk soort ingrepen mag doen, wordt minder door vrije keuze en concurrentie en meer door politiek, management en bureaucratie bepaald. Zowel de arts als de patiënt verliest autonomie. De gevolgen laten zich raden. Wie kan, stemt met de voeten en start een privépraktijk naast het ziekenhuis, wat de financiële basis voor ziekenhuizen verder erodeert en de evolutie richting een gezondheidszorg met twee snelheden doortrekt. Mentale problemen nemen toe. De jongere generatie ziekenhuisartsen, veel vrouwelijker dan de voorgaande, kiest liever voor hun work-lifebalance dan voor lange uren draaien. Wat de druk op het systeem nog vergroot.
De inzet van de artsenstaking is deze: kan de Belgische gezondheidszorg nog vasthouden aan haar klassieke kracht van vrije keuze, concurrentie, patiëntgerichtheid en loon naar werk, of kiezen we steeds meer voor politieke sturing, managementlogica en het instrumentaliseren van de artsen voor beide? Er is een parallel met ons onderwijs. Ooit was ons onderwijs een mondiale referentie: breed toegankelijk voor ouders en kinderen, met keuze en concurrentie tussen netten en scholen, met goed opgeleide leerkrachten die met veel gezag en autonomie de klasleiding hadden. Te weinig middelen, te veel politieke sturing en te veel bureaucratie hebben ons onderwijs van binnenuit kapot gemaakt. Dramatische nivellering en een lerarenberoep in acute crisis zijn daarvan het bekende resultaat. Als we niet opletten, zetten we de gezondheidszorg op hetzelfde hellend vlak.