Myrte De Decker
‘De haven van Oostende bewijst het: klein is ook fijn’
Door een aangepaste visie te ontwikkelen, is de haven er bovenop gekomen.
Als stadshaven heeft Port Oostende noch de oppervlakte noch de kadelengte om op te boksen tegen de mastodonten in Antwerpen, Zeebrugge of Gent. Om relevant te zijn, werd daarom in het verleden volop ingezet op offshore windenergie en kreeg ze de bijnaam ‘haven van de windmolens’. Maar dat wordt steeds minder gemakkelijk. De volgende lading windmolens worden pas later dit decennium gebouwd en de schepen die de turbines vervoeren, worden steeds groter. Daar zijn de vaargeulen van onze koningin der badsteden niet diep genoeg voor. De concurrenten Vlissingen en Calais liggen op de loer om de sector, of toch enkele offshorebedrijven, uit Oostende weg te lokken.
In 2018 besliste de nieuwe raad van bestuur van de haven daarom te diversifiëren, met een focus op nichegroeimarkten. De offshore windsector zal altijd zijn plaats hebben, maar krijgt gezelschap van een blauwe cluster – allerlei soorten watergebonden activiteiten –, circulaire industrie, bulkcargo en visserij. Waar de jaarrapporten tien jaar geleden nog lazen als de kroniek van een aangekondigde dood, kon Port Oostende onlangs het beste financiële resultaat in meer dan 25 jaar voorleggen.
Size doesn’t matter, bewijst de haven. Door een aangepaste visie te ontwikkelen, is de haven er bovenop gekomen. Het havenbedrijf is geen nutteloze wedloop begonnen tegen de grote jongens, maar heeft nichesectoren gevonden waarin ze nu kan uitblinken.
Dat is een opsteker voor de honderden kmo’s die ons land rijk is. Ongeacht de omvang, kan iedereen het verschil maken, als de moeite wordt gedaan om te diversifiëren en iets anders te doen dan de rechtstreekse concurrent. Dat is waar de Belgische economie nood aan heeft. Dat is hoe een onderneming de sprong van middenmoter naar de top kan maken. Dus allemaal in koor: klein is ook fijn.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier