Wie douane nog ziet als een logistiek detail, speelt een spel dat voorbij is, zegt Kristof Van Ael, expert in douane en internationale handel.
Op 1 augustus zouden de Verenigde Staten hun invoerheffingen op goederen uit Europa tot 30 procent verhogen. Zou, want de handdruk van Donald Trump en Ursula von der Leyen op zondagavond (na een rondje golf nota bene) heeft de impact – voor de meerderheid van de goederen – beperkt tot 15 procent. De reflex om dat te zien als een onvoorspelbare uitspatting van de Trump-retoriek, doet de realiteit geen recht aan.

Deze ingreep is geen accident, maar een symptoom van een structurele ideologische verschuiving: de wereld neemt afscheid van de vanzelfsprekendheid van vrijhandel. De tijd waarin heffingen de uitzondering waren in een globaliserende wereldorde, is voorbij. Wat volgt, is een geopolitiek normaal waarin handelsstromen niet langer vanzelf gaan, maar gestuurd worden. (Lees ook de analyse van Trends-hoofdeconoom Daan Killemaes: ‘Dit handelsakkoord verdient een glas cava, maar geen champagne’)
Vrijhandel was een keuze, geen natuurwet
Het geloof dat vrijhandel de natuurlijke toestand van de wereldeconomie is, is hardnekkig. Maar historisch gezien is globalisering altijd een constructie geweest. De Bretton Woods-instellingen, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), NAFTA: het zijn geen organische fenomenen, maar politieke projecten die lang gedragen werden door de westerse dominantie en een ideologisch vertrouwen in open markten. Trump haalt dat geloof onderuit. Hij introduceert niets fundamenteel nieuws, maar benoemt hardop wat al sluimerde: economische macht is politiek, handelsbeleid is geen neutraal decor, maar een hefboom.
Voor wie goed keek, kwam die verschuiving niet uit de lucht vallen. De brexit, het opkomend reshoringbeleid, de Amerikaanse CHIPS- en IRA-wetten, en nu deze ‘handelsakkoorden’ die als paddenstoelen uit de grond schieten: het zijn stuk voor stuk signalen dat het tijdperk van ongehinderde, automatische wereldhandel op zijn einde loopt. Europa hield te lang vast aan het idee dat vrijhandel een vanzelfsprekend continuüm zou blijven. De fout ligt niet bij het Amerikaanse tariefbeleid, maar bij de Europese illusie van stabiliteit.
Efficiëntie is broos. De realiteit van vandaag vraagt iets anders: veerkracht.
Douanestrategie als overlevingskunst
Als heffingen opnieuw een vaste variabele worden in het kostenmodel, dan vraagt dat geen paniekvoetbal, maar strategische heroriëntatie. De kunst zit niet in brute herstructurering, maar in juridische precisie.
Wat vroeger gold als een administratieve compliance-last, wordt vandaag een kernvaardigheid: douanewetgeving als competitief voordeel. De First Sale Rule, oorsprongsregels, waardebepalingen: dat is het nieuwe speelveld. In een wereld waar fysieke stromen stokken, ontstaat waarde via juridische en fiscale optimalisatie.
De afgelopen decennia draaide alles om efficiëntie: lean, just-in-time, schaalvoordelen. Maar efficiëntie is broos. De realiteit van vandaag vraagt iets anders: veerkracht. Geen focus op snelheid, maar op structurele robuustheid. En dat begint met kennis. Wie douane vandaag nog behandelt als een logistiek detail, mist de kern van waar strategische volwassenheid begint.
De nieuwe tariefrondes zijn geen afwijking. Ze zijn een test. Niet van Amerika, maar van Europa, van onze bedrijven, van onze beleidsvorming, van onze strategische reflexen.
Kunnen we de mentale omslag maken van een vrijhandelsdogma naar een geopolitiek realisme? Zien we in dat internationale handel voortaan lokaal wordt gestuurd? En zijn we bereid het domein dat we decennialang ondergewaardeerd hebben, trade compliance, eindelijk op te waarderen tot wat het is: een kritieke competentie?