Geert Moerman

’40 procent sociale en budgetwoningen: een constructie zonder fundering’

Er lijkt een breed draagvlak te zijn voor een belangrijk aandeel van sociale woningen op de huizenmarkt, tot 20 procent. Daar voegen de voorstanders nog eens 20 procent ‘budgetwoningen’ aan toe. Dat maakt dat tot 40 procent van de huizenmarkt, dus bijna de helft, op de een of andere manier door de overheid ondersteund wordt. Hoe sociaal dat ook mag lijken, het gaat de richting uit van een collectivistische maatschappij waar de overheid in belangrijke mate bepaalt wie waar kan en mag wonen en tegen welke condities.

Voor sommigen is dat nog niet genoeg. In Gent is een activistische groep erin geslaagd een referendum af te dwingen, en daarvoor hebben ze meer dan 20.000 handtekeningen kunnen verzamelen. De vragen die de stad formuleert, zijn binnenkoppers, wie zal daar nee op antwoorden? De eerste vraag: gemeentelijk publiek vastgoed mag niet geprivatiseerd worden. Gaat u akkoord? De tweede vraag: moet de stad Gent een bank van publieke gronden oprichten om 40 procent sociaal wonen te realiseren?
Het doel ligt wijd open om nog meer collectivistische concepten af te dwingen, zoveel is zeker met die vraagstelling.

Graag voeg ik twee vragen aan het referendum toe. De derde vraag: bent u bereid bij te dragen aan dit woonbeleid door extra personenbelasting? De vierde vraag: moet Gent zijn bouwnormen aanpassen (bijvoorbeeld hoger bouwen) en het vergunningsproces versnellen zodat er meer aanbod en dus lagere prijzen komen? Met die vragen krijgen burgers misschien een beter idee van het feit dat meer sociale woningen – tot liefst 40 procent – geen free lunch is. Iemand zal het moeten betalen en dat zal de belastingbetaler zijn die tot de andere 60 procent behoort. En Gent heeft – zoals veel andere steden – door zijn rigide proces en regels een groot aandeel in het tekort op de woningmarkt. De privémarkt aarzelt meer en meer om in dat verstikkende speelveld te werken, dus zal het aanbod op termijn verkleinen en zullen de prijzen nog verder verhogen.

‘Laat ons een kat een kat noemen. Als 40 procent van de woningen staatsinterventie nodig heeft, schort er iets’

Geert Moerman

Voka Oost-Vlaanderen

Want laat ons een kat een kat noemen. Als 40 procent van de woningen staatsinterventie nodig heeft, schort er iets. Wat is er mis met de logische veronderstelling dat iedereen die kan werken moét werken, dat je het recht op een goedkope woning niet zomaar cadeau krijgt? Dit woonbeleid is een nieuwe demotivator om aan het werk te gaan voor een deel van de bevolking, die liever de paternoster van allerlei sociale voordelen verder aan elkaar rijgt. Bovendien zal de overheid de last van de sociale woningen bij de 60 procent woningen op de vrije markt leggen, waardoor de kloof om uit een sociaal statuut te emanciperen naar een ‘normaal’ bestaan, nog groter zal worden.

Verder maakt de overheid wonen steeds duurder, deels door de begrijpelijke duurzaamheidsinvesteringen in elke woning, maar deels ook door tergend lange procedures bij projecten. En ook door de provincialistische opstelling, zoals in Gent, om te weigeren hoger te bouwen, bijvoorbeeld naar een hoogte van tien verdiepingen en meer. Grond is immers het meest schaarse goed en als je – ook binnen de ring van Gent – enkel ‘onthoofde’ gebouwen van vier tot vijf niveaus mag bouwen, zullen volgende generaties zich ongetwijfeld afvragen wie zoveel gebrek aan stedenbouwkundige visie had in het eerste luik van de 21ste eeuw.

Onze welvaart is gebouwd op het zo optimaal mogelijk laten functioneren van de vrije markt, met mensen die bereid zijn daaraan bij te dragen door te werken, als het enigszins mogelijk is. De huidige tendens om naar 40 procent sociale of anders ondersteunde woningen te gaan, is op termijn een welvaartsreductie van jewelste, een fausse bonne idée, een bijna communistische tendens.

En we weten hoeveel welvaart dat politieke model heeft kunnen creëren de voorbije decennia.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content