Yann Le Cun: ‘Echte virtuele assistenten komen er pas binnen tien of twintig jaar’
De Fransman Yann Le Cun is een wereldautoriteit in artificiële intelligentie. Hij is een van de grondleggers van de techniek achter het machinaal leren. Mark Zuckerberg heeft hem in 2013 aangeworven om een fundamenteel onderzoek bij Facebook te leiden. Een exclusief interview met de man die de toekomst van de technologie achter het sociale netwerk ontwikkelt.
Er wordt tegenwoordig veel verwacht van artificiële intelligentie. En er wordt ook veel over gefantaseerd. Internetreuzen zoals Facebook, Google, Microsoft, Amazon en IBM zijn verwikkeld in een race om wat weleens de belangrijkste markt van de eenentwintigste eeuw zou kunnen worden. De ontwikkelaars van artificiële intelligentie beloven allerlei toepassingen, zoals een zelfrijdende auto, algoritmes die tumoren beter kunnen opsporen dan artsen, applicaties die realtime de woorden van een gesprekspartner vertalen, en persoonlijke assistenten die de dagelijkse taken kunnen overnemen. Bij Facebook heeft artificiële intelligentie een centrale plaats ingenomen. De stichter van het netwerk, Mark Zuckerberg, heeft zelfs een fortuin geïnvesteerd in een laboratorium voor fundamenteel onderzoek naar kunstmatige intelligentie. Er werken ondertussen een honderdtal onderzoekers. Ze worden geleid door de Fransman Yann Le Cun, de pionier van de technologie. We ontmoeten hem in zijn Parijse kantoor voor een exclusief interview over een technologie die ongetwijfeld onze toekomst zal veranderen.
We lijken op een keerpunt te staan in de ontwikkeling van artificiële intelligentie. Waarom?
Le Cun: “De vooruitgang van de artificiële intelligentie is te danken aan de ontdekking en de vooruitgang van de methodes voor deep learning, het ‘diepe leren’. Dat bracht vanaf 2011 een revolutie teweeg in de technologie van de spraakherkenning en vanaf 2012 in die van de beeldherkenning. Wat recenter heeft het onder meer revoluties ontketend in natuurlijke taalherkenning en automatische vertalingen. Er is ook veel vooruitgang geboekt in de robotica. Al die systemen zijn gebaseerd op machinaal leren. Ze worden getraind met gegevens, big data. Die technieken zijn trouwens mogelijk gemaakt door de gelijktijdige opkomst van grote gegevensbanken en grafische kaarten voor videospellen, de GPU’s, die ultrasnel berekeningen kunnen uitvoeren. De combinatie van beide technologieën heeft het mogelijk gemaakt artificiële neuronen te trainen.”
Welke vormen van artificiële intelligentie zijn nu al in gebruik?
Le Cun: “Bedrijven als Facebook gebruiken dagelijks artificiële intelligentie. Ze hebben zich gereorganiseerd rond kunstmatige intelligentie en de technieken van het diepe leren. Zonder die technieken zou Facebook niet zo goed draaien. Veel andere bedrijven reorganiseren zich op dezelfde manier. Er zijn zelfs ondernemingen die speciale cloudplatformen aanbieden voor bedrijven die niet de middelen hebben zelf hun artificiële intelligentie te ontwikkelen.”
Een geavanceerdere kunstmatige intelligentie die verschillende technologieën kan combineren, prikkelt de fantasie. Maar u bent daar heel terughoudend over. Waarom?
Le Cun: “Er bestaan nu specifieke systemen voor welbepaalde toepassingen. Die werken al heel goed voor beeldherkenning, tekstbegrip en vertalingen. En er bestaan intussen ook basistechnologieën voor complexere toepassingen, zoals zelfrijdende auto’s of de herkenning van medische beelden. Die toepassingen zullen in de komende jaren op grote schaal worden ingevoerd. Maar voor medische beeldvorming heb je immense hoeveelheden gegevens nodig. Je moet daar dus eerst toegang toe krijgen. En voor de zelfrijdende auto worden veel technologieën bestudeerd, maar je moet die eerst testen op hun betrouwbaarheid en je moet ze goedkoper maken. Technologisch hebben we alles om een auto in de meeste omstandigheden zelfstandig te doen rijden. Het zal wel nog een tijdje duren voor je met je mobiele telefoon naar je auto kunt bellen en hem kunt vragen te komen. De eerste auto’s van dat type zullen over vijf of zes jaar door onze straten rijden. Vijf of tien jaar later zullen ze grootschaliger worden ingevoerd. Maar dat is nog geen algemene kunstmatige intelligentie. Daarvoor hebben we nog niet de technieken of de wetenschap. We hebben niet de juiste wiskundige formules. En de ontwikkeling van echte, intelligente virtuele assistenten die ons helpen in ons dagelijkse leven, zal nog veel meer tijd kosten.”
Toch lijken de internetreuzen zeer snel vooruitgang te boeken op het gebied van virtuele assistenten.
Le Cun: “Voorlopig werken de beschikbare chatbots, zoals Siri, Alexa of Google Home, nog altijd volgens een script. Ze zijn een soort herkauwde menselijke intelligentie. Zodra je van het scenario afwijkt, maakt de machine zich er met een kwinkslag van af of geeft ze helemaal geen antwoord. We zijn nog op zoek naar technieken die zinnigere of verstandigere antwoorden kunnen genereren. Daarvoor moet er nog een aanzienlijke technologische en wetenschappelijke vooruitgang worden geboekt. Daar kunnen decennia overgaan.”
Zijn we nog ver verwijderd van een artificiële intelligentie die de werkgelegenheid ontwricht?
Le Cun: “De huidige technologie zal al tot een verschuiving van beroepen leiden. Maar bij elke technologische vooruitgang zie je zo’n verschuiving. Bepaalde beroepen verdwijnen en daarnaast verschijnen nieuwe beroepen, dat is al zo sinds de industriële revolutie. Aan het einde van de negentiende eeuw werkten de mensen in Europa bijvoorbeeld in de landbouw. Tegenwoordig werkt nog maar 2 procent van de bevolking in die sector. De beroepen evolueren gewoon. Radiologen zullen bijvoorbeeld niet werkloos worden, maar ik denk wel dat hun werk een stuk interessanter zal worden.”
Interessanter? Die ontwikkeling wekt nochtans de indruk dat radiologen ondergeschikt zullen zijn aan een machine die de diagnose stelt en, op termijn, ook een behandeling voorschrijft.
Le Cun: “Nee, integendeel. Een radioloog zit nu voor zijn scherm om MRI’s en scans te analyseren. De meeste daarvan leveren niets op. Toch moet hij de hele tijd geconcentreerd blijven om de minste afwijking te kunnen opsporen. Op termijn zal de machine de beelden waarop helemaal niets te zien is er voor de radioloog kunnen uithalen. Zo zal hij zich kunnen concentreren op de moeilijke en interessante gevallen. En dat zal zijn werk een stuk boeiender maken. Hij zal zich alleen maar moeten bezighouden met de problemen die de machine niet heeft kunnen oplossen. Over het algemeen zullen veel beroepen interessanter worden.”
Tijdens een toespraak in de Franse senaat beweerde dr. Laurent Alexandre dat er tegen 2050 geen enkele baan meer bestaat die niet complementair is aan artificiële intelligentie. Wat is uw mening daarover?
Le Cun: “Dat is alsof je in 1950 zou zeggen dat er geen enkel beroep meer zal bestaan dat niet complementair is aan de balpen. Of alsof je in 1960 zegt dat er geen enkel beroep meer zal bestaan dat niet complementair is aan de schrijfmachine of de telefoon. De uitspraak is bedoeld om te provoceren en strookt niet met de realiteit. Het klopt dat er bij veel beroepen een interactie zal zijn tussen de mens en de machine. Maar dat is nu ook al het geval. Bestuurders van kranen en machines zien hun materiaal als een verlengstuk van hun eigen lichaam. En we beschouwen computers nu al als een verlengstuk van onze intelligentie. En die band zal alleen maar sterker worden. Computers zullen onze intelligentie vergroten, en dat zal leiden tot een herziening van de waarde die we toekennen aan de zaken in ons leven. De waarde van materiële goederen zal dalen omdat hun productie geautomatiseerd zal zijn. Een blu-rayspeler kost 50 euro, terwijl de technologie erachter zeer gesofisticeerd is. Die werkt met recente uitvindingen, zoals de blauwe laser. Maar als je iets koopt bij een pottenbakker, die met een eeuwenoude technologie werkt, betaal je al gauw 200 euro.”
Je hoort vaak zeggen dat de impact van kunstmatige intelligentie kan worden opgevangen met een heropwaardering van de creativiteit. Nochtans heeft kunstmatige intelligentie al filmscenario’s, boeken en zelfs een schilderij in de stijl van Rembrandt gecreëerd. Creativiteit is dus niet langer het exclusieve domein van de mens.
Le Cun: “Inderdaad. Er wordt ook muziek geschreven door kunstmatige intelligentie. Sommige mensen werken zelfs aan systemen die het begin van een video nemen en daarna het vervolg bedenken. Maar er zijn grenzen. Je kunt inderdaad amusante visuele werken creëren, maar met kunst kun je vooral ook menselijke emoties tot uitdrukking brengen. Bij een machinaal werk gaat dat deel van het artistieke aspect verloren. En dat maakt het minder interessant. Uiteindelijk zul je een opwaardering krijgen van ervaringen die gebaseerd zijn op menselijke interactie.”
Gelooft u dat er een algemene artificiële intelligentie komt die intelligenter is dan de mens?
Le Cun: “Op bepaalde gebieden bestaan al machines die intelligenter zijn dan de mens. Denk aan schaakmachines en zelfrijdende auto’s. Zullen we erin slagen machines te creëren die over het algemeen intelligenter zijn dan de mens? Ja, zonder enige twijfel. Het is een kwestie van tijd. In artificiële intelligentie zijn voorspellingen vaak erg optimistisch. Omzichtigheid is dus geboden, want het probleem is veel complexer dan we denken. Enthousiasme voor nieuwe technologieën leidt altijd tot een overvloed aan vernieuwende ideeën. En dan denken we dat we de oplossing voor het probleem hebben gevonden. Maar vervolgens botsen we tegen een muur die de vooruitgang een aantal jaren vertraagt, tot het volgende idee de belangstelling weer opwekt. Het verschil met vroeger is dat er tegenwoordig een industrie bestaat die bereid is de volgende stap te financieren.”
Moeten we bang zijn dat die ‘sterke AI’ er ooit komt?
Le Cun: “Artificiële intelligentie zal van een heel andere aard zijn dan menselijke intelligentie. Veel mensen vrezen de concurrentie van machines omdat we hen beangstigende karaktertrekken toedichten. Maar dat zijn menselijke trekken, zoals de drang om de mensheid te overheersen. Maar machines zijn niet gemaakt om dezelfde tekortkomingen en kwaliteiten te hebben als wij. Er is geen enkele reden dat een machine een overlevingsinstinct zou hebben of de drang om andere intelligente levensvormen te overheersen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier