België heeft het potentieel om 20 gigawatt aan windmolens op land te bouwen, blijkt uit een studie van Bregilab. Vooral in Luxemburg en Oost-Vlaanderen zijn er nog mogelijkheden. Maar het is niet eenvoudig om dat potentieel te benutten.
De kostprijs voor windmolens op land is de laatste tien jaar met 40 procent gedaald. Daarmee is windenergie per geproduceerde kilowattuur niet alleen de goedkoopste bron van hernieuwbare energie, maar, volgens Jan Caerts, de CEO van de projectontwikkelaar Storm, de goedkoopste bron van elektriciteit in België tout court. De prijs zou de komende jaren nog verder dalen van 50 euro per megawattuur nu naar 35 euro per megawattuur tegen 2030. Dat werd gezegd op de eerste van vijf Energy Encounters die Energyville, het onderzoekscentrum voor duurzame energie en intelligente energiesystemen, dit jaar online organiseert.
De dalende kostprijs en de groeiende efficiëntie vergroten het geloof in het potentieel dat de windmolensector op land heeft. Pieter Lodewijks, projectmanager bij VITO/EnergyVille, gaat ervan uit dat er tegen 2030 in Europa 70 gigawatt thermische capaciteit, zoals kolen- en kerncentrales, zal sluiten, terwijl er 200 gigawatt hernieuwbare energie bij komt, waarvan 70 gigawatt windturbines op land.
België had eind 2019 een onshorewindpark van 2,28 gigawatt, waarvan iets meer dan de helft (51,6%) in Vlaanderen. Het topjaar tot nu toe was 2017, toen er 312 megawatt aan productie bij kwam.
Protest
Uit de resultaten van de Bregilab-studie blijkt dat België potentieel ongeveer 20 gigawatt aan windmolens op land kan bouwen. We benutten nu slechts een kleine 10 procent van het potentieel. Vooral in Luxemburg en Oost-Vlaanderen zijn er nog mogelijkheden, net als in de andere Waalse provincies. In Waals-Brabant, Brussel en de kustgemeentes is het potentieel veel beperkter. Energyville gaat ervan uit België tegen 2030 ongeveer 4,5 gigawatt aan windmolens op land zal hebben.
Toch blijkt het niet eenvoudig om dat potentieel ook te benutten. Hoewel maar liefst 57 procent van de Vlamingen voorstander zegt te zijn van windmolens, botsen veel projecten op protesten van buurtbewoners of negatieve adviezen van gemeentebesturen.
Vergunning
Een ander heikel punt is de tijdsduur om een definitieve vergunning te bekomen. Die ligt tussen zeven maanden en tien jaar, stipt Tine Deheegher, manager Vlaanderen bij Eneco Wind Belgium, aan. Door die lange duurtijd worden sommige projecten de facto onrendabel, omdat bijvoorbeeld de vergunning slechts achterhaalde windmolens toelaat.
Ook het het vernieuwen van windparken met modernere turbines, botst soms op wetgevende beperkingen. Caerts verwijst naar een project in Oost-Vlaanderen. Grotere windturbines zouden er twee derde meer stroom kunnen leveren aan één vijfde van de ondersteuning van de huidige molens, maar de regelgeving verbiedt die plannen.