Willy Sommers over de muziekbusiness: ‘Er mag wel wat concurrentie bij komen’
Na zijn doortocht op Pukkelpop vorig jaar is Willy Sommers bezig aan deel drie van zijn carrière. Een grote marketingstrategie zit daar volgens hem niet achter, wel veel hard werk. “Ik sta 48 jaar op de planken. Dat krijg je niet cadeau.”
“Ik verveel me.” Na 55 optredens in juli en augustus en een hele rist de voorbije weken had Willy Sommers (67) laatst drie dagen vrij. Het duurde één dag voor hij die drie woorden sms’te naar zijn tourmanager, die in Spanje wel van zijn vakantie genoot. “Hij antwoordde dat hij had kunnen voorspellen dat ik zo’n bericht zou sturen. Tja, ik zat nog volledig in de adrenalinekick die ik afgelopen zomer kreeg”, verklaart Sommers. “Terwijl ik de voorbije jaren zo’n tien keer per zomer speelde met mijn liveband, hadden we dit jaar 25 optredens. De andere optredens waren live on tape, vaak samen met andere artiesten.”
Mijn grootvader zei: als je muziek kunt spelen, zal je altijd je brood verdienen
Ook de komende maanden blijven druk voor Sommers, met een reeks kerstconcerten als afsluiter en een nieuwjaarsconcert met het Golden Symphonic Orchestra om het volgende werkjaar in te zetten. Daartussenin brengt hij nog een langspeler op vinyl uit, die kan dienen als eindejaarsgeschenk. “Dat deden we vorig jaar ook en het bleek een goede zet. Je verkoopt er geen duizenden van, maar er zijn altijd verzamelaars die dat willen.”
En dan zeggen dat Sommers zich in de jaren tachtig al had voorbereid op het einde van zijn muzikale carrière. “Ik had nog een beetje inkomsten uit mijn optredens, maar de Vlaamse showbizz was toen op sterven na dood”, vertelt hij. “De commerçant in mij besefte dat ik me van een ander inkomen moest verzekeren. Toen de eigenaar van een modezaak me vroeg of ik samen met hem een winkel wilde beginnen, leek me dat een goede oplossing. We openden twee boetieks, waar ik op zaterdag zelf achter de toonbank stond. De fans kwamen daar hun kledij kopen om mij te zien. Toen ik na zo’n acht jaar de rekening maakte van wat ik aan die kledingzaken had overgehouden, bleek dat niet veel te zijn. Er ging te veel geld naar advertenties en personeelskosten. Mijn vennoot en ik zijn in alle vriendschap uit elkaar gegaan.”
De komst van VTM in 1989 zorgde voor de eerste heropleving van Sommers’ carrière. Zijn doortocht op Pukkelpop vorig jaar voor een volgende. “Organisatoren waren daarvoor misschien even vergeten dat ik ook met een liveband toerde. Sindsdien boeken ze me opnieuw meer.” Toch zat er volgens Sommers geen uitgekiende marketingstrategie achter het optreden op Pukkelpop. “Jo Mertens, een van de bekendste trompettisten in Vlaanderen, speelde in de band van het Schlagerfestival in Hasselt. Na het optreden vroeg hij of een optreden op Pukkelpop niets voor mij zou zijn, samen met Daan en Mauro Pawlowski. Ik wist niet of hij een grap maakte, ik kon niet geloven dat de organisator van Pukkelpop daar enthousiast over zou zijn.”
Ik zie Willy Sommers niet als een product, de platenfirma allicht wel
Afscheid nemen
Niet dat Sommers vies is van marketing. “Het nieuwe album, Sommers of 69, daar zit wel een strategie achter. Daarop zing ik Nederlandstalige versies van bekende nummers uit de zomer van 1969. Het is het eerste album dat ik uitbreng met mijn nieuwe platenfirma, dat moest er dus boenk op zijn.” Nadat hij jarenlang platen had gemaakt bij Universal Music Belgium, stapte Sommers onlangs over naar CNR Records Belgium. “Bij Universal was ik een beetje een meubelstuk geworden. Mijn contract liep er af, maar ik dacht er een nieuw te tekenen. Ik ben nogal loyaal. Toen er een aanbod van CNR kwam, vond mijn manager dat we toch eens moesten gaan luisteren. Samenwerken met nieuwe mensen die andere ideeën hebben, zou een nieuwe wind door mijn carrière kunnen laten waaien. Het resultaat is dat Sommers of 69 al enkele weken bovenaan in de Ultratop staat. De strategie werkt dus.”
Het maakte het voor Sommers toch niet makkelijker om afscheid te nemen van Universal. “Nog voor de beslissing was gevallen, zouden mijn manager en ik samen met de mensen van Universal de mogelijkheden van een nieuw contract bespreken in een mooi restaurant in Meise. ‘We zouden toch graag hebben dat je in de Champions League van de platenfirma’s blijft’, zeiden ze. Plots kwam ook de promojongen van Universal binnen, met een platinaplaat van mij. Fantastisch, maar tegelijk ook heel vervelend. Dan kon ik toch niet zeggen dat ik zou vertrekken? We hebben dan eerlijk gezegd dat we met een andere platenfirma contact hadden en dat we een week later de knoop zouden doorhakken.”
Met mijn manager heb ik geen contract. Hij is een vriend
Het werd uiteindelijk een van de weinige wissels in zijn carrière. Met zijn producer Roland Verloven, zijn ontdekker, werkte hij 25 jaar lang samen. “Ik kreeg aanbiedingen om met andere producers in zee te gaan, maar dat wilde ik niet. Ook al had ik geen contract met Roland”, aldus Sommers. “Toen hij me vertelde dat hij het rustiger aan wilde doen, kwam dat als een donderslag bij heldere hemel. Ik durfde tegen anderen gewoon niet te zeggen dat mijn muzikale vader me in de steek liet, maar het ging rond als een lopend vuurtje. Onder meer Ilia Beyers kwam bij me aankloppen. Hij was net zijn eigen bedrijf begonnen en vertegenwoordigde nog geen andere artiesten. Hij moet zich nog bewijzen, dacht ik, hij zal er wel voor gaan. Intussen werken we al 25 jaar samen.”
Ook met Beyers heeft Sommers geen contract. “Dat is geen risico, hij is ook een vriend geworden. Ik heb er geen enkel probleem mee dat ik een deel van mijn gage aan hem moet afstaan. Sommige artiesten vinden dat managers veel geld verdienen op hun kap, maar voor mij is het een geruststelling dat hij zijn werk goed doet. Daar mag iets tegenover staan.”
Pro deo
In Sommers’ beginjaren was het wel even anders. “Een manager bestond toen niet in Vlaanderen”, herinnert Sommers zich. “Een medestudent wist dat ik een plaat had gemaakt en vroeg me of we geen fanclub moesten oprichten, zoals ze dat in Engeland en de Verenigde Staten deden. Hij nam dat op zich. Die jongen deed een beetje mijn administratie en stuurde affiches op. Allemaal pro deo. Hij was al blij als hij eens mee naar een optreden kon en daar een pint met mij kon drinken. Zo groeide het, allemaal uit liefde voor het vak, zeg maar. Tegenwoordig is het allemaal veel professioneler.”
Zo omringt Sommers zich vandaag niet alleen met een manager en medewerkers van de platenfirma, maar ook met een tourmanager. Zijn muzikanten werken als zelfstandigen. “Vroeger had ik een eigen orkest, een eigen klank- en lichtinstallatie, een eigen vrachtwagen om alles naar de optredens te vervoeren. Maakte ik op het einde van de maand de rekening, dan bleef er niets over voor mij. Ik kon mijn hoofd maar net boven water houden. Nu huren we de geluids- en de lichtinstallatie, maken de muzikanten een contract met mijn kantoor en betalen ze hun eigen sociale bijdragen. Het is relaxter zo.”
Wat niet betekent dat Sommers zelf ook altijd relaxter is. Gaat hij met vakantie, dan belt hij steevast een paar keer naar zijn manager om te polsen of er geen speciale aanvraag binnenliep. Naar zijn boekhouder gaat hij met drie mappen, met daarin alle facturen mooi geklasseerd. “Ik ben een controlefreak”, zegt hij. “Dat heb ik van mijn vader. Hij was handelaar in tweedehandswagens. Na een slechte week zei hij dat we ons geld beter een beetje zouden sparen. Had hij later een goede week, dan waren er wel centjes om opzij te zetten. Dat hebben mijn zus en ik altijd goed onthouden.”
Het is niet het enige advies dat Sommers in zijn achterhoofd heeft gehouden. De eerste gitaar die hij kreeg – van zijn grootvader voor Sinterklaas – kwam ook met goede raad. “Als je muziek kunt spelen, zal je altijd je brood verdienen”, zei hij. Sommers: “Mijn grootvader had tijdens de oorlog brood kunnen kopen omdat hij trompet speelde in een orkest dat langs de bals in het Pajottenland trok. Dat moest ik van hem altijd onthouden.”
Eisen stellen
Al is het maar de vraag of dat advies nog altijd geldt voor de nieuwe generatie. “In mijn sector is het voor nieuwe mensen niet vanzelfsprekend”, beseft Sommers. “Na optredens met andere artiesten zeggen organisatoren altijd dat ik de editie van het volgende jaar meteen al in mijn agenda mag zetten. ‘Vraag ook eens iemand anders’, reageer ik dan. Het zijn altijd dezelfde namen die op de affiche staan: De Romeo’s, Christoff, Laura Lynn en ik. Gaan de mensen dat niet beu worden? Ik zou graag hebben dat er een nieuwe Vlaamse artiest opstaat. Voor mij mag er gerust concurrentie bij komen. Dat kan alleen maar een positief effect hebben.”
Jonge artiesten die erom vragen, geeft Sommers altijd het advies zich goed te laten omringen, door een kleine kern van mensen die in hen geloven. En om hard te werken. “Ik sta 48 jaar op de planken. Dat krijg je niet cadeau. Jonge mensen die nu kansen krijgen, zeggen bijvoorbeeld al snel dat ze niet in het Nederlands willen zingen. Zij stellen hun eisen al. Zelf had ik eerst ook geen enkele band met Nederlandstalige muziek, maar ik was al blij dat ik een plaatje mocht opnemen.”
1971 was het toen, Sommers was achttien. De Franse platenfirma Disques Vogue zocht een tieneridool voor Vlaanderen. “Die had je in Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten al. Hier waren het allemaal gevestigde waarden zoals Will Tura en Jimmy Frey”, herinnert Sommers zich. “Ik was jong en had lang haar, de platenfirma wist dat tienermeisjes voor mij zouden vallen. Dat hadden ze goed bekeken.”
Alleen een passende artiestennaam ontbrak nog. Die vond Sommers’ ontdekker Roland Verloven op de gevel van een bedrijf dat binnenhuisdecoratie deed. “Ik zie ons nog zitten”, vertelt Sommers, “in het kantoor van de platenfirma, aan het Kanaal in Brussel. We moesten zo snel mogelijk een naam vinden, zodat de hoes kon worden gedrukt. Roland zag op een bedrijfsgebouw het woord Sommer staan. ‘Sommers, zou dat geen goed idee zijn?’ vroeg hij. Het moest een beetje Vlaams klinken. Voor mij was het allemaal goed, zolang ik mijn voornaam maar kon gebruiken. Zodat ik mijn identiteit kon bewaren.”
Zelf betalen
Die identiteit is ondertussen ook een merk en een product geworden. Al ziet Sommers dat zelf niet zo. “Ik denk dat de platenfirma er wel zo over denkt. Daar zitten de zakenmannen, zij zijn de hele dag met cijfers bezig. Let op, ze feliciteren me bijvoorbeeld ook als mijn album op nummer één staat. Maar zij moeten toch ook bezig zijn met hoeveel ze hebben geïnvesteerd en hoeveel ze hebben verkocht van het product Willy Sommers.”
Daar is Sommers hen dankbaar voor. “Bij CNR heb ik een contract voor twee albums. Het is geweldig dat een platenfirma nog wil investeren in artiesten. Het is niet simpel inkomsten te vinden, nu de fysieke platenverkoop zo enorm is gedaald.” Al zijn Sommers’ fans wel nog op zoek naar cd’s met een hoes met foto’s en teksten erin. “De jongere fans laten me weten dat ze mijn platen downloaden. Ook dat telt mee in de verkoopcijfers. Ik ben dus blij dat de investering van de platenfirma rendeert. Anders zou ik daar een gigantisch schuldgevoel over hebben. Dan zou ik het maken van de cd’s nog liever zelf betalen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier