Werken en leren in tijden van artificiële intelligentie: ‘Zorg dat je bij de winnaars hoort’
De opmars van artificiële intelligentie roept vragen op over de toekomst van de werkgelegenheid en het onderwijs. Die uitdagingen waren het onderwerp van twee debatten tijdens de Trends Summer University.
De opkomst van almaar krachtigere en intelligentere algoritmes doet veel stof opwaaien. Ze kunnen extreem snel en foutloos taken uitvoeren. Ze zijn bijvoorbeeld in staat gezichten en vormen te herkennen, of afwijkingen op te sporen in een massa gegevens. Ze maken een grote vooruitgang mogelijk voor de geneeskunde, risicoanalyse en boekhoudingen.
Maar wat zal de impact van artificiële intelligentie zijn op de werkgelegenheid? En hoe moeten we als reactie daarop de arbeidsmarkt en het onderwijs hervormen? Die vragen kwamen aan bod tijdens twee debatten van de Trends Summer University.
Rebecca Pope, lead datascientist bij KPMG, zette eerst de puntjes op de i. Ze verduidelijkte wat die technologie precies inhoudt. “We vinden het altijd nodig de technologie te vermenselijken, maar kunstmatige intelligentie zijn geen robots die eruitzien als mensen, maar een wereldwijd systeem van algoritmes. Je moet die zien als een Zwitsers zakmes. Als je in een vel papier wilt knippen, gebruik je maar één van de hulpstukken van dat mes. In haar geheel kan artificiële intelligentie een heleboel dingen, maar elk algoritme voert andere, heel specifieke taken uit. Een toepassing die Go speelt, kan heel sterk zijn in dat spel, maar ze kan niet schaken of je een kop thee inschenken.”
Optimisten of pessimisten
Pope deelde de experts in twee categorieën in: de technologieoptimisten en de pessimistische economen. De eerste groep onderschat de uitdagingen voor de organisatie, het management en de infrastructuur van bedrijven. De tweede groep overschat de snelheid en de diepgang van de verandering die de kunstmatige intelligentie zal teweegbrengen en ze vergeet de positieve gevolgen voor de werkgelegenheid.
“Niemand weet echt of we banen zullen verliezen of creëren”, zei Marc De Vos, de directeur van de denktank Itinera. “Dat hangt van enorm veel factoren af. En het is niet omdat we de technologie hebben, dat we die ook echt zullen gebruiken. Daarnaast zal de impact sterk verschillen van bedrijfstak tot bedrijfstak. In België is behoorlijk wat productie. In die sector wordt al gewerkt met robots, en dat zal normaal zo blijven. In een sector zoals die van de banken is ook de retailactiviteit aan het verdwijnen, vooral omdat banken hun activiteiten almaar vaker online ontplooien. Als je nadenkt over die kwestie is het vooral belangrijk dat je op een andere manier naar banen kijkt. Je moet naar de taken kijken, niet naar het beroep.”
Net zoals veel andere experts suggereerde De Vos dat artificiële intelligentie in staat is een aantal taken efficiënter uit te voeren, maar ze zal werknemers niet noodzakelijk volledig vervangen. Dat is een optimistische visie, die volgens hem “grote kansen in het vooruitzicht stelt”.
Het einde van de routine
Wie de impact van artificiële intelligentie op de werkgelegenheid wil onderzoeken, moet volgens Pope een opdeling maken in twee grote categorieën: manuele en cognitieve taken. Daarna is belangrijk of ze al dan niet repetitief zijn. “Je hoeft geen waarzegger te zijn om te voorspellen dat de routineuze manuele taken kunnen worden vervangen”, waarschuwde ze. Bij de routineuze cognitieve taken bestaat volgens haar een middelgroot risico. De kans dat artificiële intelligentie niet-routineuze taken kan overnemen, is klein.
Toch onderstreepte Philippe Ledent, senior economist bij ING Belgium, dat veel beroepen waarschijnlijk onder druk komen. “In heel wat beroepen zijn er duidelijk geïdentificeerde taken die geautomatiseerd kunnen worden. Dat is het geval voor een aantal taken van boekhouders, van wie het beroep grote veranderingen zal ondergaan. Zo zullen ze meer fiscaal advies kunnen geven.” Maar ook daar is het moeilijk voorspellingen te doen. Want de technologie zal de taken van morgen ook veranderen. “Het grote probleem is dat je moeilijk kunt voorspellen wat de taken van de toekomst zijn, aangezien die heel snel evolueren”, ging Philippe Ledent verder.
Niettemin was het panel optimistisch, al ontkenden de sprekers niet dat we wellicht in turbulente tijden terechtkomen. “Over het algemeen zal een groot deel van de gemiddelde banen onder druk staan. We moeten daar een oplossing voor vinden”, waarschuwde Filip Saelens, partner bij Loyens & Loeff. Hij nuanceerde die stelling wel meteen. “Interessant aan het onderzoek over kunstmatige intelligentie zijn de beroepen die nooit zullen worden vervangen, bijvoorbeeld in de psychologie en de psychiatrie, tandartsen, ingenieurs en de scheikundige industrie. Voor die beroepen heb je een zekere empathie nodig, en die kun je niet vervangen. Wat we moeten bereiken, is dat werknemers dankzij artificiële intelligentie slimmer worden. Als je de prestaties van een ingenieur met kunstmatige intelligentie kunt verbeteren, boek je betere resultaten. Die richting moeten we uit.”
Prestaties verhogen
“Je moet zorgen dat je bij de winnaars hoort”, stelde Marc De Vos. “Want in het tijdperk van de artificiële intelligentie zullen er winnaars en verliezers zijn. Er komt een nieuwe industrie die de leiding overneemt, en er zullen volgers zijn. Als België niet bij de leiders hoort, zullen bij ons banen vernietigd worden en de nieuwe banen elders worden gecreëerd.”
“Werkgevers moeten hun werknemers kennen en beseffen dat zij hun waardevolste asset zijn”, benadrukte Rebecca Pope. “Je mag artificiële intelligentie niet zien als een middel om hen te vervangen, maar veeleer als een middel om hun prestaties te verhogen en ervoor te zorgen dat ze betere beslissingen nemen op basis van geanalyseerde data. Je moet ze helpen te begrijpen wat ze doen en hoe artificiële intelligentie hen daarbij dienstig kan zijn.”
Geen leraren, geen lessen
Ook het onderwijs moet zich aanpassen aan de rol die artificiële intelligentie de komende jaren zal spelen. Piet Desmet, de vicerector van de KU Leuven, is zich bewust van de uitdaging waar zijn instelling voor staat. “Kunstmatige intelligentie heeft een dubbel gevolg voor het onderwijs. We moeten ons uiteraard afvragen of we onze studenten cursussen artificiële intelligentie aanbieden. Maar we moeten vooral weten hoe artificiële intelligentie de manier waarop we doceren zal veranderen.”
Desmet is ervan overtuigd dat de nieuwe technologie de hoorcolleges in de toekomst ingrijpend zal transformeren, terwijl een aantal cursussen online kan worden gegeven. “Moeten we elke student op dezelfde manier blijven onderwijzen? Of passen we onze onderwijsinstrumenten aan aan de vaardigheden van iedere afzonderlijke student?” De overtuiging groeit dat artificiële intelligentie in staat is onderwijs aan te bieden dat aangepast is aan de kennis, het niveau en het tempo van iedere individuele student. Het onderwijs zou zo ook meer kunnen inzetten op oefeningen.
School 19, de Belgische versie van de École 42 van de Franse zakenman Xavier Niel, is die weg al ingeslagen. Managing director Stéphan Salberter beschreef uitvoerig hoe zijn school werkt, al doet ze nog geen beroep op artificiële intelligentie om haar leerlingen op te leiden. “Onze programmeerschool heeft geen leraren en geen lessen. We werken met een spel van 21 niveaus en laten leerlingen problemen oplossen. Je leert beter als je problemen moet oplossen en als het onderwijs ludiek is.”
Zijn school leidt de programmeurs op die we meer en meer nodig hebben. En als de Belgische versie zich even goed positioneert als haar grote Franse zuster, is de kans groot dat haar leerlingen gauw een baan vinden.
Werknemers op de schoolbanken
Ook de mensen die al aan het werk zijn, moeten anders worden herschoold. “In de toekomst hebben ze vanzelfsprekend andere vaardigheden nodig dan nu”, stelde Saskia Van Uffelen, de CEO van Ericsson Belux en een prominente figuur in de Belgische techwereld. “Je moet mensen aansporen hun hele leven lang te leren en er tegelijk voor zorgen dat iedere persoon een tweede competentie bezit. Artificiële intelligentie veroorzaakt een maatschappelijke omwenteling waarmee je rekening moet houden.”
Ook de grote baas van de werkgeversorganisatie VBO, Pieter Timmermans, benadrukte dat. “We staan voor de grote en lastige uitdaging om werknemers op te leiden. We krijgen te maken met een moeilijke overgangsperiode. Een heleboel mensen heeft niet de vaardigheden voor wat ons morgen en overmorgen te wachten staat. En de transitie verloopt zo snel dat ik vrees dat de opleidingen en het onderwijs in veel gevallen niet vlug genoeg gaan. We moeten gauw oplossingen vinden, zowel voor de bedrijven als voor hun personeel.”
“Zo zou je mensen kunnen aanbieden om over te stappen naar een andere sector waar ze hun vaardigheden beter kunnen benutten. Maar zo eenvoudig is dat niet. Want uiteindelijk kijken de werknemers nog altijd eerst naar hun loon, dat niet naar beneden mag.” Hij beklemtoonde ook dat er al vanaf een heel jonge leeftijd behoefte is aan opleidingen, die aangepast zijn aan de wereld van morgen en inspelen op de toenemende mobiliteit van de werknemers.
Respect en herwaardering
Timmermans zei het niet met zoveel woorden, maar hij leek zich aan te sluiten bij de denkers die de school willen hervormen, zodat kinderen en adolescenten bijkomende vaardigheden worden bijgebracht. Verscheidene panelleden wezen erop dat meer wetenschappen en wiskunde op school uiteraard alleen maar positief zijn. Maar er is ook een almaar groeiende beweging die naast de professionele vaardigheden de nadruk legt op het belang van soft skills.
Het gaat dan om een kritische geest, empathie, samenwerken met anderen en de capaciteit om te evolueren en te leren. Die vaardigheden zijn minder gemakkelijk te meten, maar ze zijn essentieel, nu iedereen de ene baan na de andere zal moeten doen en in omgevingen zal terechtkomen die compleet anders zijn dan wat hij op school of zelfs aan de universiteit geleerd heeft.
Wil dat zeggen, zoals Saskia Van Uffelen suggereerde, dat de waarde van universitaire diploma’s zal afnemen? “Het referentiekader dat het universitaire curriculum biedt, zal een toegangsbewijs voor de bedrijven blijven”, antwoordde Piet Desmet scherp. Hij stelde vast dat mensen een almaar negatiever beeld van de onderwijswereld hebben.
“De Belgische samenleving heeft te weinig respect voor het onderwijs en leraren. Ik nodig u uit om te kijken hoeveel respect en hoeveel loon leraren in Noorwegen krijgen. Dat land wordt vaak aangehaald als een voorbeeld. Het weet topleerkrachten aan te trekken. Dat is fundamenteel voor de samenleving van morgen.”
Summer university
Trends brengt verder verslag uit van de belangrijkste conclusies van de vijfde Trends Summer University.
· Op 9 augustus: Waarom falen de meeste digitale strategieën?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier